100

van de infanterie en een van de cavallerie. Het ergste van alles, hij had te doen met irreguliere sepoy regimenten, die in dienst waren geweest van den koning van Oudh, doch overgegaan waren bij de Oost-Indische Compagnie. Zij behielden hunne Aziatische officieren, doch werden gedrild en gekommandeerd door een beperkt getal Europeesche officieren, om welke reden zij irregulieren genoemd werden. Deze Oudh irreguliereu sympathiseerden met de reguliere Bengaalsche sepoys, en waren begonnen een vijandigen geest te vertoonen door de patronen te weigeren.

In 1857 was de provincie Oudh gescheiden van de NoordWestelijke provinciƫn door de Ganges-rivier en de stad Cawnpore. De hoofdstad was te Lucknow, in het centrum of het hart van Oudh, ongeveer vijf-en-vijftig mijlen ten noord-oosten van Cawnpore. Sir Henry Lawrence, de oppercommissaris, woonde in een ruim huis te Lucknow, dat bekend was als de Besidentie. De stad Lucknow strekt zich vier mijlen ver uit op den rechteroever der rivier Goomti, en al de voorname gebouwen, de koninklijke paleizen en tuinen, en de Besidentie zijn gelegen tusschen de stad en de rivier. Aan den anderen oever waren de cantonnementen; twee bruggen over de rivier verbonden de stad en de Residentie aan den eenen oever met de cantonnementen aan den andere.

In den achtermiddag van 3<len Maart had er een treffende gebeurtenis plaats in de cantonnementen. Vier sepoys van een irregulier regiment traden de bungalow binnen van den Europeeschen adjudant. Zij waren tot de tanden gewapend en zeiden hem zich voor den dood te bereiden. Zij waren gekomen, zeiden zij, niet omdat zij hem haatten, maar omdat hij een Europeaan en een Eeringhi was. De adjudant was ongewapend. Hij antwoordde gevat, dat zijn dood hun niet zou baten, omdat de muiterij onderdrukt, zij gehangen en een ander adjudant in zijn plaats benoemd zou worden. De would-be moordenaars waren door deze opmerking getroffen en verlieten de bungalow zonder den adjudant eenig kwaad te doen.