165

zij nog mild en genadig voorkomt vergeleken met Mogolsche gestrengheid. Onder een onverbiddelijken regent als Aurangzeb werden troepen gewapende olifanten door de massa's in de straten gedreven, die alles vertrapten wat voor hunne voeten kwam, totdat de menigte van schrik het op een loopen zette.

Eecht of niet, de daad van den heer Gubbins in 1851, was nog niet in 1857 door het volk van Benares vergeten. De heer Gubbins was destijds rechter te Benares, en de heer Lind magistraat en collecteur. De Bengaalsche sepoys in het cantonnement waren afvallig, maar er was geen teeken van opstand in de stad. De Britsche ingezetenen waren gealarmeerd, en er werd voorgesteld zich te verplaatsen naar het fort Chunar, aan de andere zijde van de Ganges-rivier, dat door de Britsche invaliede soldaten bezet was. Doch Gubbins en Lind weigerden hunne posten te verlaten; — de andere Britsche ingezetenen besloten toen evenzeer in de stad te blijven en er werd overeengekomen dat, mocht er eene sepoy-muiterij uitbreken, allen zouden vluchten op het dak der thesaurie, ongeveer twee mijlen van het cantonnement, die bewaakt werd door Sikh soldaten.

Kolonel Neill kwam te Benares den 4den Juni aan. Een detachement Europeanen van haar Majesteits 10de Foot, dat hij had verkregen, werd te Dinapore geposteerd en voorbereidselen wérden gemaakt om de Bengaalsche sepoys te ontwapenen. Neill nam daaraan deel, doch er hadden onverhoedsche incidenten plaats. De Europeanen werden opgesteld en de drie kanonnen geladen. Den Bengaalschen sepoys werd gelast de wapens neer te leggen en sommigen gehoorzaamden. Plotseling schrok het geheele sepoy-regiment en vuurde op de Europeanen. De artilleristen openden hun vuur op de muitelingen. De irreguliere cavallerie deed mede met de sepoys. De kommandeerende officier van het Sikh-regiment sneuvelde. De Sikhs, door een panischen schrik bevangen, vuurden op de Europeanen. De artilleristen gaven de Sikhs een laag schroot; en sepoys,