195

heel andere zaak 400 vrouwen en kinderen, 600 zieken en gewonden, en een vierde inillioen pond sterling in zilver te begeleiden door de nauwe straten van Lucknow, blootgesteld aan het vuur van zwermen opstandelingen, dorstende naar bloed en ropijen.

Er was echter geene andere keus. De mondbehoeften waren uitgeput. Gelukkig vond het commissariaat een grooten voorraad graan, die na den dood van Sir Henry Lawrence uit het oog was verloren. Het probleem was daardoor opgelost. De ossen, die de artillerie en ammunitie van Havelock's kolonne hadden gesleept, waren voldoende om het garnizoen gedurende maanden van versch vleesch te voorzien. Er werd dus besloten achter de verdedigingswerken der Eesidentie te verblijven tot dat een ander Europeesch leger Oudh zou komen heroveren.

Sir James Outram was nu oppercommissaris van Oudh en generaal-kommandant van het garnizoen. Onderscheidene posities werden den opstandelingen ontnomen en het terrein der verdediging werd daardoor verruimd. Het garnizoen verkeerde niet langer meer in dagelijksch gevaar, en men voelde dat weldra een wrekend leger van Europeanen en Sikhs tot ontzetting zou opdagen.

Intusschen was Sir Colin Campbell, een der helden van den Eussischen oorlog, benoemd tot opperbevelhebber van het Bengaalsch leger. Hij landde te Calcutta in Augustus, en organiseerde eene tweede expeditie tegeu Lucknow. In October was een leger van 47.000 Europeanen en twee-endertig stukken geschut verzameld te Cawnpore. In November trok de expeditie uit naar Lucknow, onder kommando van den nieuwen opperbevelhebber1). In de expeditie was een deta-

1) Gedurende de marsch, hield het 93Bte Highlanders plotseling halt. De manschappen verbraken de gelederen en sprongen links en rechts als dollen. Men meende dat zij door een panischen schrik bevangen waren. Het bleek dat zij het te kwaad hadden gekregen door zwermen bijen, die hun in de bloote beenen prikten en hen razend maakten.