198

voor de Bengaalsche sepoys, noch voor hunne muiterijen tegen vette patronen. Sommigen mogen geweifeld en geaarzeld hebben, en geneigd zijn geweest zich te scharen aan de zijde der overwinnende partij. Contingenten en hulptroepen werden door de epidemie tegen de patronen aangetast, stonden tegen hunne officieren op en gingen over tot de muiters. Het Gwalior contingent kwam in opstand, doch Sindia bleef trouw. De Holkar-troepen kwamen mede in opstand en vermoordden iederen Europeaan die zij konden vinden; en dit kon bezwaarlijk eene muiterij tegen vette patronen genoemd worden. Doch nadat een nieuw geslacht over den opstand is verrezen, kan elk vermoeden van ontrouw dat nog mag smeulen in het geheugen dejrgenen die met de geschiedenis van die droevige dagen nabij bekend zijn, aan de vergetelheid prijs gegeven worden.

J. Talboys Wheeler.