484

Naar aanleiding van de hulp, die men meende dat Engeland zou verstrekken aan den Emir van Afgehanistan om Badagschan te veroveren, wordt uit St-Petersburg gemeld, dat Rusland geene vestiging van Britschen invloed aan de bronnen van de Amoe-Darja zou dulden.

Er wordt over die rivier in den laatsten tijd veel gesproken en geschreven in Busland. In eene zitting van het aardrijkskundig genootschap is o. a. onlangs door baron A. von Kaulbars een uitvoerig verslag uitgebracht over de nieuwste ontdekkingen betreffende de vroegere beddingen der AmoeDarja, waarbij het afwijken van den stroom uitsluitend aan natuurlijke en topographische oorzaken moet worden toegeschreven.

De bemoeiingen der Russische regeering ten aanzien van deze rivier zijn reeds van zeer ouden datum. In 1715 zond Peter de Groote prins ïscherkaski naar den oosterlijken oever der Kaspische zee, ten einde de monding der Darja rivier te onderzoeken. Deze vond aldaar eene uitgedroogde rivierbedding, loopende. van de Amoe-Darja naar de Kaspische zee. Hij meende dat, om die bedding weder tot een werkelijke rivier te maken, het voldoende zou zijn één enkele dam van zand door te graven.

De meeste geleerden zijn van meening, dat de Amoe-Darja, die zich thans in het Aralmeer stort, vroeger in de Kaspische zee uitliep. De Russische geleerde Senkovski daarentegen noemt het verhaal, dat de vroegere loop van den Oxus naar de Kaspische zee ging, eene fabel. Wat hiervan zij, indien de machtige West-Aziatische stroom zijn loop veranderd heeft, dan heerscht er over de oorzaken daarvan evenzeer groot verschil van meening. Sommigen namelijk schrijven dit verschijnsel toe aan aardbevingen, anderen aan eene plotselinge stijging van den bodem in die streken, weder anderen aan eene geleidelijke uitdroging van den grond aldaar.

Sedert 1869 heeft men zich meer in het bijzonder bezig-