114

tot verminderde welvaart der bevolking zou geleid hebben, en zoo is ook meermalen de residentie Bagelen, waar geen enkele suikerfabriek, en in het zuidelijk en meest bevolkte deel zelfs geen enkele particuliere landbouwonderneming wordt aangetroffen, als bewijs aangehaald, dat dergelijke ondernemingen voor den bloei en de welvaart van een gewest volstrekt niet onmisbaar zijn.

„Ter bestrijding van deze beweringen zou kunnen volstaan worden met een beroep op hetgeen in 's Ministers memorie van toelichting over de beteekenis der suikerindustrie voorkomt; maar toch kan het zijn nut hebben er met een enkel woord op te wijzen, dat de vroeger in Rembang gedreven cultuur van tabak voor de Europeesche markt de bevolking aldaar heeft opgeleid tot het telen van tabak voor de inlandsche markt op eene in andere gewesten ongekende schaal (in 1884 werden aldaar door de bevolking 20232 bouws met tabak voor de inlandsche marke beplant, volgens de opgaaf op bl. 169 van het Koloniaal verslag van 1885). Hierin ligt de verklaring van de betrekkelijke welwaart, die de bevolking van Rembang in sommige afdeelingen is blijven genieten, want in andere afdeelingen van datzelfde gewest wordt meer armoede dan welvaart aangetroffen; — maar welk voordeel kan de bevolking van eene suikerproduceerende residentie op den duur van de teelt van suikerriet blijven trekken, wanneer het ontbreekt aan industrieelen, die de verwerking er van op zich nemen? Misschien zal eenmaal de tijd komen, dat de inlandsche bevolking zelve het bedrijf van suikerfabrikant zal kunnen ter hand nemen; maar die gebeurlijkheid ligt in een nog zoo ver verschiet, dat er voorshands geen rekening mede kan worden gehouden.

„En wat nu het beroep op den toestand der bevolking in de residentie Bagelen betreft, behoeft men slechts een blik te werpen in de door den hoofdinspecteur der cultures Dr. J. H. F. Sollewijn Gelpke verzamelde Gegevens voor een nieuwe landrenteregeling, in 1885 ter landsdruk-