115

kerij alhier gedrukt, om de overtuiging te erlangen, dat er weinig gewesten op Java zijn waar de toestand der bevolking ellendiger en armoediger is dan juist in Bagelen. Terwijl de bevolking van Java over het algemeen geacht wordt IS a 20 picols padi in het jaar per huisgezin voor levensonderhoud noodig te hebben, wordt in Bagelen, „ waar men vier maanden van het jaar maar eens per dag rijst eet, het gebruik per huisgezin geschat op 16 picols" (bl. 129), en dat ook in andere opzichten in Bagelen „minder noodig is dan elders" (dus leest men op bl. 130), „ziet men aan verschillende dingen. De passers hebben er minder voorraad en verscheidenheid, kostbare artikelen worden er niet te koop aangeboden, en zelfs aan de geweven goederen kan men opmerken, dat ze voor zuinige beurzen bestemd zijn. Het volk voedt er zich minder dan in andere residenties, behalve in Ledok, (waar ook eenige Europeesche landbouwondernemingen, o. a. de uitgestrekte Bagelen thee- en kina-maatschappij, worden aangetroffen), „en het schijnt er ook minder sterk te zijn. De tienduizenden Bageleners, die elk jaar om leeftocht noordwaarts trekken", — omdat er plaatselijk niets voor hen bij particuliere • landbouwondernemingen te verdienen valt, — „komen niet verder dan tot de laaglanden van Madioen en Kediri. Op de erfpachtsperceelen kunnen zij niet concurreeren met de Javanen van daar, en nog minder in de suikerriettuinen, zoodat de meesten zich hoofdzakelijk wijden aan het afplanten van sawahs om die tegen een deel van den oogst te snijden."

„Zoo luidt het onverdacht getuigenis van een man, die misschien dieper dan iemand anders is doorgedrongen in de kennis van de inlandsche huishouding en van inlandsche toestanden, en vraagt men naar de reden van die achterlijkheid van een gewest, dat naar sommiger oordeel boven andere gewesten is bevoordeeld juist omdat er zoo goed als geene Europeesche landbouwondernemers gevonden worden, dan heeft men slechts kennis te nemen van de opmerking, die