181

ik dat deze vlieg meer oostelijk ofschoon in geringe mate, voorkomt. Men zegt, dat thans in Enropa door vele entomologen aan het gevaarlijke der steek van de tzetze-vlieg getwijfeld wordt; maar mij dunkt dat deze quaestie bezwaarlijk op zoo grooten afstand kan worden uitgemaakt. Geloofwaardige boeren hebben mij verzekerd, dat rundvee, paarden, schapen, geiten en honden door den steek dier vlieg worden gedood, en het schijnt moeielijk voor het gelijktijdig sterven van dieren van zoo verschillende soort eene andere oorzaak te vinden.

Door de welwillendheid der boeren, en de sympathie die ze mij inboezemden, aangemoedigd, heb ik besloten, althans voor den eersten tijd, Humpata tot mijn hoofdkwartier te kiezen, van waar ik in verschillende richtingen langere of kortere excursies wil maken. Ik heb er daarom een huis gehuurd, dat evenals alle andere uit hout en leem is samengesteld en vrij logeabel kan genoemd worden. Het bevat vijf kamers, een keuken en stal, en er is een uitgestrekt weiland aan verbonden. Ik bracht te Huilla en Humpata in het geheel twaalf dagen door, en slaagde er in 16 gedresseerde ossen tot den matigen prijs van 4 a 5 p. st. per stuk te koopen. Ook vond ik gelegenheid een Kafferschen ossendrijver te huren, Frans geheeten, die goed Hollandsch spreekt en de gewoonten der Europeanen kent. Hij was met de boeren uit de Transvaal medegekomen, en zou nu de door mij gekochte ossen naar Mossamedes overbrengen. Eindelijk had ik mij ook een voorlooper aangeschaft, die bij een ossenkar onmisbaar is, om het voorste span den weg op te trekken dien het heeft te volgen.

De terugreis naar Mossamedes behoef ik niet in bijzonderheden te beschrijven. Zij werd zonder bijzondere ontmoetingen in zes dagen volbracht, en den 6den Januari 1885 was ik na eene afwezigheid van 23 dagen, gezond, schoon eenigszins vermoeid, te Mossamedes teruggekeerd.

Ik was over de uitkomsten van dezen eersten tocht naar