387

Zij werd gedoemd tot de nederigste dienaresse van den man en mocht geen anderen staat hebben dan die van gehuwde vrouw. Weergaloos wreed bepaalde Manou dat de weduwe of weduwen van een overleden Hindoe met het lijk van haren echtgenoot op denzelfden brandstapel levend moesten verbrand worden en de bepaling werd een integreerend deel van de godsdienstige wetten en gebruiken der Indiërs. Wist men niet dat instellingen, die met het waas van het goddelijke bestraald worden, soms lijnrecht ingaan tegen de wetten der natuur, men zou het schier onmogelijk achten, dat een volk eeuwen lang uit godsdienstwaanzin er in kon berusten, dat aan zachte, onschuldige, vaak eerbiedwaardige wezens, den vreeselijksten folterdood werd aangedaan.

Hoe geneigd ook met de instellingen der Hindoes te leven, konden de Engelschen het suttee, zooals het verbranden der weduwen heette, toch niet verdragen. Reeds nu bijna eene eeuw geleden werd tegen dat misbruik een absoluut verbod uitgevaardigd, en, sedert meer dan het oudste menschengeheugen, is in Indie geene weduwe meer den brandstapel opgestapt, die het lijk van haar overleden man tot asch verteert. Mocht later in de vrouwelijke Hindoe-wereld, met de verlichting, het besef ontstaan van het onderscheid tusschen haren toestand vóór en na de verovering van haar vaderland door de Engelschen, dan zullen zij ongetwijfeld niet aarzelen te erkennen, dat voor ongeveer de helft der bevolking, voor de vrouwen, de verovering een ware zege is geweest.

Eene andere weldaad aan de Indiërs opgedrongen door de Engelschen is het vernietigen geweest eener vreeselijke secte, namelijk die der wurgers, de Thags, ook Thugs genaamd. Het Britsch bestuur heeft niet gerust vóór deze secte met wortel en tak is uitgeroeid; en eerst na langdurige en volhardende inspanning is het gelnkt die uitkomst te bereiken.

Het genootschap der Thags, ook Phansigars (landloopers) genaamd, was een secte, die zich ten taak stelde, het men-