389

nootschap opgenomen. Nadat zij een door 't gebed gewijd zoogenaamd „ heilig" stukje suiker hebben gebruikt, wacht de geheele vergadering in plechtig zwijgen, totdat de godin Bhamani een teeken geeft, dat zij het met de opneming eens is. Als men dit heeft ontvangen, door het vliegen of krijschen van een vogel, het brullen van 'een roofdier enz., volgt onder gebeden aan de bloedige godin de inwijding van den nieuweling.

Deze wordt als „schildwacht gebruikt, later wordt hij „ doodgraver", nog later „ Sjamsia" als wanneer hij de handen van het slachtoffer moet vasthouden, terwijl de noodlottige strik geworpen wordt en eindelijk Barthot of wurger. Als een lid deze laatste waardigheid wil verwerven, wendt hij zich tot den voornaamsten Thag van zijne bende met het verzoek om zijne Goeroe (leermeester) te worden. Als nu na afloop van eenigen tijd de bende eenen (natuurlijk liefst van geld voorzienen) reiziger aantreft, die zwak gebouwd schijnt en dus geschikt is voor een proef, beveelt de Goeroe zijnen leerling om voor 't eerst handelend op te treden. Vooraf echter wordt de godin weer om een teeken gebeden, en als de anderen dit gunstig achten (teekens, die rechts zichtbaar zijn en Thibau genaamd worden, zijn gunstig, die welke links worden opgemerkt, en Pilheu heeten, ongunstig) en als het proefstuk gelukt, is de leerling een Bhartot geworden.

Thag wordt men door geboorte — omdat de vader reeds een Thag is — of door verkiezing. Hindoes en Mohammedanen, Brahmanen en daglooners, allen worden aangenomen, daar de Thags zich als eene zelfstandige secte beschouwen. Niet altijd zijn zij uit op moord. Gewoonlijk oefenen zij een of ander handwerk uit, en komen slechts bij benden van twintig tot honderd man bijeen, als er te iets te d^en valt. Zij verkleeden zich dan als kooplieden, als pelgrims, als sepoys of lastdragers. Niet zelden zijn er, die de rol van radja spelen en in prachtige tenten zich door hunne medeplichtigen laten bedienen. Als de bende zeer sterk is, verdeelt zij zich in af-