454

1886 geen gunstige resultaten opleverde, groote verbetering kwam, het was nu vooral dringend noodig, eene aanzienlijke uitbreiding te geven aan het getal inlandsche troepen-

Daarom werd door den Gouverneur-Generaal bepaald, dat boven de formatie zouden worden aangeworven 1500 inlanders waaronder 200 Amboineezen.

Die uitbreiding der formatie had, ingevolge art. 6 van 's Konings besluit van 28 Januari 1882 n°. 13 (Indisch Staatsblad n°. 113), plaats onder nadere goedkeuring des Konings, welke goedkeuring terstond verleend werd. Trouwens de ondergeteekende bad reeds, voordat deze maatregel genomen werd, zijne instemming betuigd met het denkbeeld der uitbreiding van het inlandsch gedeelte van het leger en de vraag gesteld, of tot bevordering daarvan geen buitengewone maatregelen (bijv. verbetering der conditiën) moesten worden genomen; welke vraag echter door het legerbestuur—• en zooals de uitkomst bewees terecht — ontkennend werd beantwoord.

Bij de ontwerp-begrooting voor Nederlandsch Indie van 1887 werd echter niet uitsluitend op d e z e uitbreiding van het leger gerekend; de ondergeteekende achtte het noodig verder te gaan; hij berekende dien overeenkomstig de aangevraagde fondsen en vestigde de aandacht van de Indische regeering op de noodzakelijkheid om met de uitbreiding voort te gaan.

Omstreeks den tijd, dat de versterking van het leger met p. m. 1500 man Amboineezen en andere inlanders feitelijk verkregen was, werd dan ook (April 11.) eene nieuwe uitbreiding der formatie bevolen: namelijk met 1250 man, waaronder 500 Amboineezen.

Door deze opvolgende uitbreidingen der formatie met 2750 man ten uitvoer te leggen, zal het cijfer der beschikbare manschappen bij de veldbataljons — wat de Europeanen betreft reeds verhoogd sedert 1 Juli 1886 — aanzienlijk vermeerderd worden en wordt de sterkte van het geheele leger gebracht op 14287 Europeanen en Afrikanen, 2182 Amboineezen en 16125 andere inlanders.