Toestanden op Madura.

Na eene lange voorbereiding is men op Madura er eindelijk in geslaagd om de Vorstenbesturen daar, met al hunne Oostersche usantiƫn op te heffen en daarvoor een bestuur in de plaats te stellen, geschoeid op de leest van ons rechtstreeksch bestuur op Java.

Bene groote moeielijkheid was de opheffing der apanages en het in de plaats stellen daarvan van geldelijke vergoedingen.

Men weet dat door middel dier apanages, de Vorsten hunne familieleden, beambten en dienaren salarieerden, want uit de inkomsten dier landen moesten zij in hun onderhoud en in hunne statie voorzien.

Wat en hoeveel zij uit die apanages haalden, wist niemand, maar 't was veel; de bevolking was van ouder tot ouder er aan gewend, om door hare hoofden te worden uitgezogen, evenals dit nog op Java in de Vorstenlanden het geval is.

Zoo goed en zoo kwaad als men dit doen kon, is men tot eene indemnisatie in geld gekomen en is daarvoor nu eene nieuwe maatschappelijke orde van zaken in de plaats getreden, ter vervanging van het eeuwenheugende oude.

Het geen die Rijksgrooten dus verloren aan hunne apanages, zou hun nimmer in geld te vergoeden zijn en, als men daar nu nog bij voegt, dat zij allen, althans de meesten nog onder