472

Van liet gestolen goed echter komt zeer zelden iets terecht. Waarom? Zouden het soms de verarmde rijksgrooten zijn, die daarmede gaan strijken en de kleine politiemannen hen niet aandurven? of zou de politie inderdaad zoo slecht zijn, dat de dieven of de helers steeds vrij hun bedrijf kunnen uitoefenen?

Iedere overgang van maatschappelijke toestanden brengt zijne eigenaardige moeielijkheden mede en wijl al het menschelijke onvolmaakt is, zoo zullen er steeds gebreken blijven bestaan, maar dan zijn wij in ieder geval gehouden, om binnen den kring van ons vermogen die gebreken, zoodra ze aan het licht komen, weg te nemen.

De fouten hiervoren omschreven, dienen dus verbeterd te worden, maar hoe, dat is de vraag.

Naar onze bescheidene meening, die wij gaarne voor beter geven, eischt de goede trouw, dat de belofte, neergelegd in het vaak genoemd gewraakte Gouvernementsbesluit van onvervreemdbaarheid en dus onaantastbaarheid der indemnisatiën, tot wet worde verheven.

En om geen greep te doen in de rechten van den schuldeischer, door den schuldenaar buiten het bereik van de wet te brengen, verbooge men die indemniteiten tijdelijk zoodanig, dat met die verhooging de schuldenaar zijne schulden kan voldoen binnen een zeker aantal jaren, na vooraf zeer nauwkeurig te hebben nagegaan de oorsprong, duur, en rentenbepaling van de schuld, die zeer zeker in de termen van belangrijke reductie zal vallen, 't Spreekt van zelve, dat de schuldbetaling met die tijdelijke verhooging door het bestuur plaats heeft. Daarmede zal dan een tweeleedig goed doel bereikt worden : eerstens zal de schuldeischer aan zijn geld komen; en tweedens zal die schuld in het belang van den schuldenaar gezuiverd worden van alle woeker die in zijn schuldcijfer is opgenomen.

Is die zaak eenmaal zuiver, dan weet iedere geldschieter wat hem te wachten staat in de toekomst, bij het opnieuw uitleenen van geld aan voormalige geapanageerden. Dan geen