25

■Vijftig jaar geleden had het kapitaal het voedsel der werklieden en de gelegenheden om te arbeiden geheel in zijn macht. De werklieden streden om elkanders plaatsen; de handelaars, kooplieden en fabrikanten trachten elkander er onder te brengen. Een socialen oorlog moest die toestand heeten, maar men noemde hem: concurrentie. "Van 16 millioen personen had één millioen over alles te beschikken, en vijftien millioen mochten het aanzien. Er werd niet geprotesteerd tegen de feitelijke onderdrukking: er werd geleden, gezucht, gewanhoopt. Thans wordt het kapitaal erg aangevallen, nu het in menig opzicht de bondgenoot van den werkman is geworden; thans worden de bezittende klassen heftig bestookt, hoezeer zij mede werkzaam zijn aan de economische reorganisatie der maatschappij en vele harer beste leden met warme sympathie voor den arbeider bij voorkeur zich bezig houden met de studie der sociale vraagstukken. De toestand der arbeiders is ontzaggelijk verbeterd sedert vijftig jaren, hoezeer men hun van zekere zijde nog tracht op te stoken, om met de bestaande orde van zaken te breken. Niet alleen in Engeland zijn de arbeiders door associatie en coöperatie zelve kapitalisten, bezitters van millioenen geworden; maar ook elders zijn de voorwaarden van den arbeid zoo aanzienlijk verbeterd, dat de werkman, die er partij van weet te trekken en zich niet aan de ondeugd der dronkenschap overgeeft, tot welstand kan geraken.

De onlangs in Nederland gehouden enquête toont aan, dat, zoo alles nog niet rooskleurig is in de industrieele wereld, onmeuschelijkheid tot de zeldzame uitzonderingen behoort, en dat er althans bij de bezittende klasse een ernstig streven bestaat om zooveel mogelijk het lot der arbeiders te verbeteren. Ook in Indie is de arbeider in een geheel ander aanzien getreden dan vijftig jaren geleden. Wie lette toen op zijne armoede, op zijn overwerken, op zijn hard zwoegen om slechts het leven te behouden. Door eene ingekankerde fictie, werd hij algemeen gehouden voor aartsvaderlijk gelukkig