64

eersten. Op al mijne vragen, die ik hun over hunnen godsdienst deed, was het eenige antwoord dat ik ontving: ik weet het niet V'

In de tweede aflevering komt onder den titel van „Tafereelen van Javaansche zeden," eene critische beoordeling voor door W. R. van Hoëvell geschreven over de „Vier oorspronkelijke verhalen", door C. S. W. graaf van Hogendorp in 1837 te Amsterdam uitgegeven. Laurens Reaal, gouverneur generaal van Nederlands Indie, wordt door dezelfde pen herdacht „in zijne verdiensten als dichter beschouwd;" als Staatsman mocht dit niet, onder de voorwaarde waarop de uitgave was verleend. V. d. H. geeft eene voor de geschiedenis van Sumatra's Westkust immer belangrijke beschrijving van den oorsprong der Padri-secte. In de verdere afleveringen, beschrijft de heer J. I. van Sevenhoven uitvoerig Java, „ten dienste van hen, die over dit eiland wenschen te reizen." Van de hand van den heer J. C. Reijnst is er „Iets over het Inlandsch bestuur in de Binnenlanden van Palembang, aldus bevonden in 1822." H. P. schreef „Iets over het Rijk en de Vorsten van Padjajaran," naar aanleiding van tjerita's en babats die daarvan gewagen. De heer Francis geeft van „Timor in 1831" eene zeer uitvoerige en volledige monographie. Over de binnenlanden van Borneo worden mede uitvoerige en belangrijke mededeelingen gedaan door een ambtenaar van het gouvernement, die aldaar in 1824 eenige reizen volbracht. Verder verdient opgemerkt te worden eene „ Schets van het eiland Nousakambangan;" De oorzaken van den oorlog op Java van 1825 tot 1830," door den heer van Sevenhoven; „Overleveringen betrekkelijk de oude Javaansche geschiedenis en den val van het Modjopaitsche rijk," eene kleine monographie der Koeboes in Palembang, door J. W. Boers; en eene dito der Badoewinen van Bantam ; eene beschrijving van Benkoelen. De heer van Noord Borsky herinnert den vroegeren „ bloei en welvaart des Hollandschen handels in de Indien." De heer