96

tot 6.551. „Op het verminderde debiet van sovereigns" zegt de president, „ kan van invloed geweest zijn de scherpe mededinging, die wij in dit opzicht van anderen ondervinden, in die mate zelfs dat te Macassar, tot dusver ons voornaamste débouché, verkoopen van sovereigns op tijd plaats vonden, waardoor wij een tijdlang geheel van de markt verdrongen werden. Maar van dukaten zijn wij in den regel de eenige houders, en het afnemend debiet van deze muntsoort houdt ongetwijfeld verband met verminderde koopkracht van den kant der inlandsche bevolking, door wie de dukaten gezocht worden als sieraad of als grondstof van door haar aan te maken gouden voorwerpen.

„ Het verdient opmerking, dat ook het debiet van twintig frank-stukken, die uitsluitend afzet vinden bij repatrieerende mail-reizigers, in het afgeloopen jaar niet onbelangrijk beneden het cijfer van vorige jaren is gebleven.

„ Onze voorraad tienguldenstukken werd weder met ruim 59,000 stuks aangevuld, die wij voor onze rekening aanvoerden, en eerlang staat ons nog een nieuwe aanvoer tot eene gelijke hoeveelheid te wachten, zoodat de Bank aan gouden standpenningen weldra een bedrag van ƒ 3 millioen in voorraad zal hebben; doch eene verdere uitbreiding van dien voorraad zou slechts kunnen leiden tot meerdere versterking van onze operatiemiddelen in het algemeen, iets waaraan voor het oogenblik niet de minste behoefte bestaan kan."

De voorraad gouden munt (Nederlandsche en vreemde) der Bank beliep in 1886/87 gemiddeld ƒ 4.400.252, met / 4.738.198.92 op 25 Aug. 1886 als hoogste en ƒ3.627.318.11 op 5 Mei 1886 als laagste cijfer. Aan zilveren standpenningen was op uit. Maart jl. ƒ 30.661.231.50 en aan pasmunt ƒ 808.53, te zamen ƒ 30.662.040.03, in kas, waarvan ƒ 12.807.543.58 te Batavia. Op denzelfden datum van

1886 was er voor ƒ 29.853.765.48, dus ƒ 808.274.55 minder in kas, welk verschil intusschen blijkens de balans van 11 Mei

1887 reeds weder verdwenen was.