De Indische begrooting voor 1888.

ii.

Voorloopig Terslag der Tweede Kamer van de Staten-Cfeneraal.

Aan het verslag van het onderzoek der ontwerpen van wet tot vaststelling der Indische begrooting voor het dienstjaar 1888, in de afdeelingen der Tweede Kamer, meenen wij het volgende te moeten ontleenen:

De geldelijke uitkomsten van de laatste dienstjaren werden niet onbevredigend geacht. De diensten van 1885 en 1886, waarop vrij belangrijke tekorten geraamd werden, zullen, naar het zich laat aanzien, met een gezamenlijk overschot van ruim 3 millioen sluiten. Voor het loopend dienstjaar 1887 is, in stede van het geraamd tekort, een vrij aanzienlijk batig slot te verwachten.

Intusschen scheen eenige nadere toelichting omtrent de redenen, die met name het tekort over 1886 in een overschot hadden doen verkeeren, niet overbodig. Het had toch de aandacht getrokken, dat na de besnoeiing, welke de begrooting voor openbare werken in de laatste jaren ondergaan had, en bij den toestand, waarin leger en vloot in 1886 verkeerden, voor onderhoud en vernieuwing van gebouwen en waterstaatswerken f 836.000 en voor uitgaven ten laste van de departementen van oorlog en marine ongeveer ƒ 3.000.000 beneden