352

Omtrent de uitkomsten der zending van professor Pekelharing en omtrent de toekomstige inrichting van zijn laboratorium in het militair hospitaal te Weltevreden vermeldt het koloniaal verslag wetenswaardige bijzonderheden. Men verzocht den Minister, het door dien verdienstelijken geleerde aan den Gouverneur-Generaal uitgebracht rapport in zijn geheel aan de Kamer te willen mededeelen.

Voorts wenschte men te vernemen, welke maatregelen de Minister alsnog dacht te nemen, om zoo noodig verderen toevoer van Europeanen te bevorderen. Er waren leden, die van het uitloven van verhoogde handgelden een gunstigen invloed op de werving zouden verwachten. Dit gevoelen bleef echter niet onweersproken. Wel achtte men het van belang, dat de overgang van het leger hier te lande tot het Indisch leger niet werd tegengewerkt, gelijk thans, naar men meende, somtijds geschiedde, en dat de voorschriften betreffende de aanneming van hen, die zich tot dienstneming aanmeldden, op oordeelkundige wijze werden toegepast. Aan een der leden was een voorbeeld bekend van een persoon, die voor het Indisch leger was afgewezen en daarna als vrijwilliger hier te lande werd aangenomen, om na eenigen tijd tot korporaal te worden bevorderd. Door het Departement van oorlog behoorde tegen overdreven gestrengheid ten opzichte der dienstneming voor Indie te worden gewaakt. Aan den anderen kant zou men, door ten aanzien van dronkaards en andere ongunstig bekend staande personen toegeeflijkheid te betoonen, ongetwijfeld het doel voorbijstreven. Voor opneming van slechte elementen in het Indische leger behoorde men zich zorgvuldig te wachten.

In verband met deze beschouwingen werd eenige nadere inlichting verzocht omtrent de regelen, welke thans bij de aanneming van vrijwilligers voor het Indisch leger gevolgd worden. Bepaaldelijk werd gevraagd hoevele gewezen militairen, die een proeftijd te Doesburg achter zich hadden, in den laatsten tijd als zoodanig waren aangenomen.