406

geteekende mededeelen, dat de Indische Kegeering er niet aan twijfelt dat bij toepassing van de cultuurplannen overal eene billijke belooning aan de bevolking te beurt valt. Niettemin heeft de ondergeteekende den Gouverneur-Generaal uitgenoodigd om de verdiensten der bevolking onder cijfers te brengen. Daarbij is men in Indie echter op bezwaren gestuit, omdat het werk aan de koffiecultuur bij afwisseling met ander werk verricht wordt niet door mannen alléén, maar ook door vrouwen en kinderen, en omdat door verschillende omstandigheden zeer uit elkander loopende oogsten worden verkregen, die groote schommelingen doen ontstaan in de bedragen, welke de bevolking wegens haren arbeid aan de koffiecultuur ontvangt. De ondergeteekende is van meening dat deze bezwaren wel beletten dat juiste cijfers omtrent de verdiensten der bevolking worden verstrekt, doch dat zij niet in den weg staan aan het geven van globale cijfers en van gemiddelden over eenige. jaren voor verschillende dessa's of groepen van dessa's. Hij heeft daarom nader bij den Gouverneur-Generaal op het verstrekken van zoodanige cijfers aangedrongen, hoewel er geen reden is om aan te nemen dat, bij de vermindering die de cultuurarbeid ondergaan heeft en de juistere keus van gronden, de cultuurdienstplichtigen op dit oogenblik geen behoorlijk loon zouden ontvangen. Men moet echter te dien aanzien niet uitsluitend afgaan op een enkel bijzonder ongunstig jaar, waarin de verdiensten door een zeer geringen oogst zeer beperkt worden.

Tegen onttrekking aan de levering wordt zooveel mogelijk gewaakt sedert in 1879 nieuwe bepalingen tot tegengang van dat kwaad werden vastgesteld. Verhooging van den inleveringsprijs schijnt geen geschikt middel tot bestrijding, vooral bij eene hoogere waarde, daar de verhooging, om doel te treffen, veel te aanzienlijk zou moeten zijn.

Ten opzichte van de gouvernements-koffiecultuur in de residentie Japara heeft een speciaal onderzoek geleerd, dat die cultuur aldaar over het algemeen niet met voordeel is te