4-39

hoofdstuk VIIJ. der Nederlandsche Staatsbegrooting zijn aangevraagd.

Zooals reeds vroeger is opgemerkt, is er geen reden om na de conversie der 4 pet. schuld minder tot beperking van den op Indie drukkenden rentelast te besteden dan vóór de conversie. Is het daarvoor bestemde bedrag aanzienlijker dan hetgeen in Nederland voor aflossing is te gebruiken, dan ligt het voor de hand dat het meerdere worde aangewend tot inkoop van schuldbrieven. In 1887 heeft zoodanige inkoop niet plaats gehad, omdat daarvoor bij de Staatsbegrooting geen post was uitgetrokken.

"Van de Indische gelden welke in 's Rijks schatkist aanwezig zijn, wordt geen rente vergoed.

De Rijksinstelling voor onderwijs in Indische taal-, landen volkenkunde, die ingevolge de wet van 10 Juni 1864 (Staatsblad n°. 71) was opgericht, is na een bestaan van omstreeks twaalf jaren opgeheven krachtens het voorschrift van art. 125 der wet op het hooger onderwijs. Sedert is nooit eenige behoefte gevoeld aan eene nieuwe Rijksinstelling, omdat de gemeente-instellingen van gelijksoortigen aard te Delft en te Leiden ruimschoots voorzagen in de behoefte aan onderwijs voor degenen die zich wenschen te bekwamen tot het afteggen van het groot ambtenaarsexamen voor den Indischen dienst. Dit is ook thans nog het geval, en zelfs al ware verleden jaar besloten tot opheffing der gemeente-instelling te Leiden, dan zou toch bij het bestaan der gemeente instelling te Delft geen behoefte aan eene Rijksinstelling voor opleiding van Indische ambtenaren gevoeld zijn. Hoe de gemeente-instellingen werken, blijkt, ook zonder dat eene bijzondere controle door de Regeering wordt uitgeoefend, voldoende bij het Staatsexamen dat jaarlijks van de leerlingen dier instelllingen wordt afgenomen. Aan geschikte leeraren heeft het de gemeenteinstellingen tot dusver nooit ontbroken; er is trouwens dikwijls eene keuze te doen uit personen die in Indie hebben