te geven. De wijze waarop men verhaalt dat zij in China zijn ingevoerd is, overigens, curieus.

De Paris au Pérou, du Japon jusqu'a Rome Le plus sot animal, a mon avis, c'est 1'uomme. Boileau heeft wel gelijk: van het eene einde der wereld tot het andere, onder alle hemelstreken, in den natuurstaat zoowel als in den staat van beschaving, is de mensch van alle ras en kleur, blank, zwart, geel, rood of violet, van tijd tot tijd behebt met dezelfde bijgeloovige behoeften. De groote kunst der staatkundigen en wijsgeeren bestaat misschien in niets anders dan in de kunst om die behoeften in te dijken en onschadelijk te maken. Dit is juist wat de wijsgeeren en staatkundigen in de eerste eeuw onzer tijdrekening dachten. Meer dan vier eeuwen waren verloopen sedert den dood van Confusius, en de kwade praktijken waarvan hij den nationalen godsdienst gezuiverd had waren weder in zwang gekomen. Dit was een gevaar; men wilde het bezweren door al die godsdienstbegrippen af te leiden en te kanaliseeren. Eene groote enquête werd ingesteld. Zendelingen vertrokken uit China, doorreisden de aan de Chineezen bekende wereld, en bestudeerden de godsdiensten der andere volken. Zij brachten het boeddhisme mede, met zijne verschillende secten, bepaaldelijk die van Fö. Door eenige zijner eigenaardigheden, was het boeddhisme zeer goed te amalgameeren met de oude Chineesche beschaving. Het sluit de kasten uit, leert gelijkheid; zijne zedeleer is zeer zuiver. Maar het vereischt een priesterdom. De Chineezen hadden nooit priesters gehad en konden er zich zelfs geen begrip van maken. Geen hunner wilde het worden, zoodat de regeering verplicht was een zeker aantal gevangenen los te laten, die men belastte met de geestelijke en wereldlijke zorgen der nieuwe tempels. Inderdaad, hebben de boeddhistische priesters zich steeds den naam gegeven van ter dood veroordeelden en evenzeer de gele muts en het gele kleed van het bagno gedragen. De diensten, die zij in de gewone Chineesche taal vieren en die veel

3