131

andere maatschappij, die eveneens slechts voor het uiterlijk eene Nederlandsche is.

De Nederlandsch Indische Stoomvaartmaatschappij, die eene groote vloot heeft, bestaande voor een deel uit schepen waarvoor zij elders moeilijk emplooi zou kunnen vinden, en die in veel gunstiger positie is dan iedere andere maatschappij, die hare concurrentie heeft te vrëezen, kan uit den aard der zaak genoegen nemen met een subsidie dat volstrekt onvol-

landsche maatschappij is, gevestigd in Nederland, en waarvan de vertegenwoordigers in lndië, de gezagvoerders, stuurlieden en agenten allen zonder uitzondering Nederlanders zijn, doch dat hare directie „van voornemen is den aandeelhouders aan te bevelen de noodige stappen te doen tot het beter bevestigen van het nationale karakter van de vennootschap".

De Maatschappij verzocht in het request mededeeling van de voorstellen door de heeren Boissevain c. s. gedaan, en sprak ten slotte haar vertrouwen uit in de rechtvaardigheid van het uitvoerend en wetgevend gezag in Nederland, dat men „er niet licht toe zal overgaan de aanspraken der Maatschappij te ignoreeren, door haar aan haar lot over te laten, bezwaard met eene vloot van 31 stoomschepen, vaartuigen, die der maatschappij hebben gekost elf millioen drie duizend vijfhonderd zes en vijftig gulden en voor welke zij geen emplooi heeft of zou kunnen vinden dan nadat zij onder eene andere vlag zouden zijn ingeschreven".

Den 12aen Januari jl. werd een request ontvangen van den heer F. Bogaardt te Amsterdam, waarin hij de oprichting van eene nieuwe vennootschap aankondigt, welke geheel voldoet aan de bekend gemaakte voorwaarden van uitbesteding der paketvaart in den Nederlandsch-Indischen Archipel en mededeelt dat die vennootschap die is welke bedoeld werd in het zooeven vermeld adres, „waarin thans echter de Nederlandsch-Indische Stoomvaartmaatschappij slechts als mede-aandeelhoudster optreedt".

De heer Bogaardt verzocht öf de uitbesteding te doen doorgaan öf hem in de gelegenheid te stellen om eveneens onderhandelingen te openen tot onderhandsche aanneming van de paketvaart, waarbij hij „merkelijk lageren prijs aan de Begeering kan voorstellen dan die door bovenbedoelde tegenwoordige gegadigden wordt geëischt".

Uit deze adressen is af te leiden dat de heer Bogaardt allerminst op het oog heeft de bediening van de paketvaart in Nederlandsch-Indië te brengen en te doen blijven in handen eener inderdaad Nederlandsche Maatschappij, doch dat men in het wezen der zaak met niemand anders te doen zou hebben dan met de Nederlandsch-Indische Stoomvaartmaatschappij, die feitelijk eene Engelsche maatschappij zou blijven.