406

De hoofdtoegangen tot de stad zijn zeer breede, lijnregte rijwegen, aan weerszijden met tamarindeboomen beplant, welke zich in de nabijheid van den dalam of kraton en van het Hollandsche fort vereenigen. Deze, en eenige dwarswegen, welke de zooeven genoemde wegen onderling met elkander verbinden, kan men beschouwen als de straten der stad. In de tusschenruimten die deze wegen vormen, bevinden zich de kampongs welke het verblijf van de inlandsche bevolking uitmaken. Daar die gehuchten meestal bestaan uit bamboezen huizen van eene verdieping, met atap gedekt, en volgens de gewoonte der Javanen van allerlei vruchtboomen en van bamboes-boschjes omgeven zijn, wordt men in het rijden of gaan langs de wegen of straten bijna geen huizen gewaar en bespeurt men slechts aan het onophoudelijk gewoel dat men zich in eene groote plaats bevindt. In dit opzigt kan Solo wel bij onze grootste steden in Europa vergeleken worden.

De kraton is een zeer uitgestrekt gebouw, of liever een groep van eene menigte gebouwen, beslaande een vierkant stuk gronds door muren aan alle zijden ingesloten. Het binnenste gedeelte van den kraton is de dalam of de eigentlijke verblijfplaats, het paleis, van den vorst. De overige gebouwen, die eene menigte straten en steegjes vormen, worden bewoond door de bloedverwanten des keizers, hunne vrouwen, bijzitten, bedienden en verder gevolg, ten getale van verscheiden duizenden zielen.

Men zou dus den kraton met regt eene stad kunnen noemen, en de omliggende kampongs als hare voorsteden kunnen beschouwen. Dezelve heeft twee ingangen, vóór en achter; vóór iederen ingang is een groot vierkant plein, hetwelk de geheele breedte van den kraton beslaat en de paseerbaan of de alun-alun heet. In het midden van het plein, bij den hoofdingang, staan twee groote oude waringinboomen, ieder aan den voet met een gemetseld hekwerk omgeven. Als men uit den kraton komt, vindt men ter linkerhand de messigid, mesdjid, moské of kerk. Tegenover den kraton, aan den ingang