459

waarborgbewijs is afgegeven. Dat de landbouwer maar half voldaan is laat zich begrijpen, het verschil tusschen ƒ 15 en ƒ 80 is dan ook vrij groot, doch het gezicht van dit ook weinige geld doet hem zich spoedig over die onvoldaanheid heen zetten en het beschouwen als een buitenkansje om het een en ander te kunnen koopen voor hem en zijn gezin en een sedekah te geven noodig bij de uitzaaiing van de bibiet. Indien de karbou-eigenaar nu maar een rijksdaalder voor zijn bemoeienis in deze zaak kan krijgen dan is hij ook over zijn teleurstelling heen, niets op afbetaling van zijn karbou gekregen te hebben, want het spreekt van zelf van die vijftien gulden kan de landbouwer moeilijk iets noemenswaard afgeven in afbetaling.

Nauwelijks is] er een week na deze geldleening om of de landbouwer gaat wederom naar den geldschieter. De sedekah is gegeven, de inkoopingen en geschenken hebben nauwelijks een paar gulden van de vijftien doen te huis brengen, de karbou-eigenaar dringt aan op een begin van afbetaling van zijn karbou en het wordt langzamerhand tijd dat de sawahs beploegt worden, al te maal zaken die zijn gang zeer wettigen.

Bij dezen gang is hij ook al niet gelukkiger dan bij den eerste; hij heeft nu maar /' 10 los kunnen krijgen van den geldschieter en daarvan heeft bij aan zijn mentor, die ook nu met hem is gegaan, wat moeten afgeven zonder nog den karbou te ontvangen, waarvoor toch de leening werd aangegaan. De eigenaar van den karbou zal nu morgen alleen naar den geldschieter gaan om te trachten tot iets meer afdoende te komen. De uitslag van zijn gang is, dat de geldschieter de karbou zelf gekocht heeft en hij dien nu aan den landbouwer zal verkoopen, maar, alvorens die met padi of met geld is afbetaald, aan hem zal verhuren tegen honderd gèdèngs padi per jaar, de gèdèng van 10 katties.

De voorwaarden zijn bijna niet na te komen, hij gevoelt dat zeer goed. Een buitengewone oogst kan hem alleen redden en hem langzamerhand eigenaar doen worden van den karbou.