426

ten is gewisseld, en dat de behoefte aan dwangarbeiders voor Atjeh een beletsel is geweest tegen de invoering. Zoodra dit beletsel geacht kan worden niet meer te bestaan, heeft de vorige Minister de Indische Eegeering nader over de invoering onderhouden, en de ondergeteekende heeft dit zijnerzijds onlangs nogmaals gedaan.

Uit de statistiek, voorkomende op blz. 70 van het Koloniaal Verslag, nopens het aantal dwangarbeiders die van het werk zijn weggeloopen, kan bezwaarlijk de gevolgtrekking worden afgeleid dat de tegenwoordige inrichting der gevangenissen, dat wil zeggen van de gebouwen, waarheen de dwangarbeiders na volbrachten arbeid worden teruggevoerd, te wenschen zou overlaten. Men lette er bovendien op, dat wel is waar het cijfer der ontvluchtte dwangarbeiders voor Batavia op 306 en voor Soerabaja op 276 wordt opgegeven, maar dat in den loop van het jaar in de eerstgenoemde plaats 251 en te Soerabaja 175 van die personen weder zijn gevat. Ook bij de invoering van het nieuwe stelsel zal trouwens dit kwaad niet geheel zijn te keeren.

Over de maatregelen die genomen zouden kunnen worden om ook in zoodanige gedeelten van den Indischen archipel, waar wij geen rechtstreeksch gezag uitoefenen, de slavernij te doen verdwijnen, is de ondergeteekende in overleg getreden met den Gouverneur-Generaal.

Inlichtingen van zendelingen worden meermalen door onze bestuursambtenaren verkregen, en zijn steeds welkom wanneer zij bijzonderheden bevatten omtrent land en volk, waarvan in het belang van ons gezag is partij te trekken. Maar het zou moeielijk van de zendelingen kunnen gevergd worden, dat zij als officieele voorlichters of adviseurs der Eegeering dienst deden.

Aan de vraag, of de Indische handelsstatistiek vroeger zou kunnen uitkomen en beter ingericht zou kunnen worden, zal de ondergeteekende gaarne zijne aandacht wijden.

Door den heer Te Mechelen is een rapport uitgebracht