436

om te handelen naar eigen inzichten, op de wijze door de op dat stuk geldende bepalingen voorgeschreven. Hieruit mag men de gevolgtrekking maken dat de heer Sollewijn Gelpke zijne perequatie-werkzaamheden over geheel Java niet heeft ten einde gebracht, en is dat zoo, dan behoeft het weinig verwondering te baren dat ter uitvoering van art. 2 der ordonnantie van 1878 (Indisch Staa ts b 1 a d n». 110) in 1887 nog in twee gewesten, in verband met verkregen betere gegevens omtrent de opbrengst en de uitgestrektheid der gronden, belangrijke verbeteringen in den landrente-aanslag gebracht zijn.

Evenals ten vorigen jare, toen de ondergeteekende als lid van de Tweede Kamer zijn amendement toelichtte tot verhooging van den inkoopprijs der koffie met f 1, is hij nog van oordeel dat eene som van / 15 per pikol geene voldoende belooning is voor de koffie, die de inlandsche bevolking bij s lands pakhuizen inlevert en voor de werkzaamheden die zij ten behoeve van de gouvernements-koffiecultuur te verrichten heeft. Hij heeft echter geene grootere verhooging voorgedragen, omdat hij niet wilde vooruitloopen op het in Indie aanhangige onderzoek betreffende het loon van de koffieplantende bevolking en evenmin op het oordeel der Staatscommissie in zake de koffiecultuur. Doch met het oog zoowel op de toezegging die in 1833 aan de inlandsche bevolking gedaan is, dat haar voor de aan het Gouvernement te leveren koffie zou worden betaald de marktprijs na aftrek van 2/6 voor landrente en van uiterlijk / 3 voor kosten van transport, als op de verklaring van de Eegeering in 1873 dat de inkoopprijs na eenigen tijd op f 15 per pikol zou moeten gebracht worden, is de vaststelling van deze som zeer stellig het minste wat in de tegenwoordige omstandigheden voor de koffieplantende bevolking behoort te worden gedaan. Het is dan ook niet denkbaar dat ten gevolge van de voorstellen der Staatscommissie de inkoopprijs van / 15 in sommige residentiën weer zou moeten verlaagd worden.