438

uitgenoodigd om jaarlijks, ter opneming in het Koloniaal Verslag, eene tabel te doen samenstellen naar het voorbeeld van den staat, die als bijlage BBE bij het Koloniaal Verslag van 1884 was gevoegd. Ten overvloede zij hier nog de aandacht er op gevestigd dat de cijfers der vastgestelde bijplantingen door de Indische Eegeering verlaagd worden zoo dikwijls het blijkt dat er termen bestaan om de bevolking geheel of ten deele van het aanleggen van bijplantingen vrij te stellen. Dit is nog in dit jaar geschied ten aanzien van de residentiën Banjoemas, Kediri, Bagelen en de Preanger regentschappen. De vermindering, welke het getal bij te planten boomen in die gewesten heeft ondergaan, bedroeg respectievelijk 252.000, 626.500, 279.400 en 416.700 boomen.

De strekking van de in het Voorloopig Verslag voorkomende opmerking omtrent het toezicht op de in Indie te nemen proeven ten aanzien der bereiding van koffie is den ondergeteekende niet duidelijk.

Omtrent de proefnemingen met Westindische bereiding van koffie en met aanplantingen van Liberiakoffie is den ondergeteekende niets anders bekend dan wat in de Koloniale Verslagen is medegedeeld, en dit geeft geene aanleiding tot eene opmerking als de even bedoelde.

Zware bemesting en aanwending van groote zorg bij de keus van bibit zijn de middelen die nog immer worden toegepast ter bestrijding zooveel mogelijk van de serehziekte. De Indische Eegeering heeft gemeend geen gevolg te kunnen geven aan een verzoek van de Japarasche vereeniging van suikerfabrikanten om een verbod uit te vaardigen tegen het planten van suikerriet in eenige gedeelten van de residentiën Samarang en Eembang, en tegen den invoer in de residentie Japara van suikerriet of suikerriet-stekken uit gewesten waar serehziekte heerscht. Onlangs heeft de ondergeteekende, naar aanleiding van een request van eene bij de suikercultuur betrokken vennootschap, de aandacht der Indische Eegeering gevestigd op het denkbeeld om aan eene commissie in Indie