173

uitoefenen, nu niet spoedig op de Oostkust van Borneo tot conflicten zal aanleiding geven, durf ik niet als onwaarschijnlijk stellen, want nu zullen Engeland en Nederland elkander ontmoeten op de Oostkust van Borneo!

De steen des aanstoots, dien men vermeende dat door het tractaat van 1824 weggenomen was, is nu weder te voorschijn getreden.

God geve dat eene verstandige en behoedzame politiek de zaken zoodanig leiden zal, dat botsingen worden vermeden.

Tot zooverre heb ik de bestaande toestanden geschetst en getoetst aan de beginselen van 1824, en de later daaraan gegevene uitlegging en wensch thans over te gaan, tot het stellen aan de twee volgende vragen:

a. Worden wij werkelijk benadeeld door het protectoraat dat Engeland gaat aanvaarden over Noord en Noord-Oost Borneo ?

i. Zoo ja, welke zijn dan de nadeelige gevolgen die daaruit voor ons kunnen voortspruiten?

Punt a is gemakkelijk met neen te beantwoorden, want in de laatste vierenzestig jaren, die tusschen het tractaat van 1824 en nu liggen, liet Noord-Borneo ons tamelijk kou3, en bemoeiden wij er ons volstrekt niet mede.

Schaadt het ons of schaadt het der beschaving, dat Engeland een last op zijne schouders neemt, dien wij getoond hebben niet te willen en te kunnen dragen ? en die last is: het beschavings- en ontwikkelingsproces te voeren in die streek van Borneo, die daaraan zoo dringende behoefte heeft, en wat een eisch van den tijd is, die tegenwoordig aan koloniseerende Mogendheden wordt op de schouders gelegd?

Wij hebben ons zeiven daarvan nimmer rekenschap gevraagd, toen velen in den lande, die den toestand niet goed kenden, vermeenden dat Engeland door in onze rechten te treden op Noord-Borneo ons daardoor benadeelde.

Ware het echter werkelijk erkend, dat die Noordkust van