275

eischte, scheen het ontijdig van uitbreiding harer bemoeiingen, hoe wenschelijk overigens ook, te spreken; nadat echter uit het koloniaal verslag is vernomen, dat men dien achterstand grootendeels te boven is gekomen en een geregelden toestand nadert, meende de commissie niet meer te mogen aarzelen met den meesten ernst de aandacht der regeering op de bedoelde aanvulling van den werkkring der Kamer te vestigen, en dat te minder, nu een onlangs afgetreden voorzitter van het college die aanvulling op grond van zijne ervaring eene behoefte heeft genoemd. ])

In hetzelfde geschrift, waarin deze uiting wordt aangetroffen, ontwikkelt de bedoelde oud-hoofdambtenaar het denkbeeld eene splitsing voor te schrijven van het verslag van de geschiedenis en de verrichtingen van de Indische Eekenkamer, in dier voege dat deze zoodra mogelijk geve eene opsomming van de door haar ontdekte leemten en onregelmatigheden op comptabel gebied, en alleen de opmerkingen, welke rechtstreeks verband houden met de cijfers der begrootings-rekeningen, te gelijk met deze aanbiede. Het lijdt geen twijfel, zoo het schijnt, of op deze wijze zouden de mededeelingen der Kamer, in het eerstbedoelde deel van het verslag op te nemen, meer nut kunnen stichten. In hoogere mate nog zon dit gelden, wanneer haar de taak werd opgelegd, waarvan boven sprake was.

Nog trok in hetzelfde geschrift de aandacht de uitgesproken overtuiging der wenschelijkheid om te voorkomen dat te groote uitbreiding worde gegeven aan de taak der Eekenkamer om adviezen uit te brengen, ten einde te verhoeden dat hare overige taak, inzonderheid het houden van persoonlijk toezicht op de werkzaamheden in de bureaux der Kamers, daaronder lijde. Men zou er prijs op stellen te worden ingelicht omtrent den omvang, dien de taak om adviezen uit te brengen, thans feitelijk heeft.

l)VragendesTijds, Februari 1889.