329

in den Chineeschen schouwburg door te brengen, en niet zonder reden. Het verschrikkelijk geraas van het orkest, waarin vooral domineeren de blikken ketels, de gebarsten trommen, de schriels te fluiten, de klappers van gepolijste beenen en de oorverdoovende-bekkens, die bijna ieder woord van den acteur accompagneeren, is in staat iemand razend te maken. Het is onmogelijk voor den meest geharden vreemdeling langen tijd in de zaal te verblijven, en, wanneer hij heengaat, is hij letterlijk vermorseld, terwijl de Chineezen uitgelaten van vreugde zijn.

Er zijn weinig samenspraken in de stukken die vertoond worden, maar daarentegen veel pantomime. Behalve enkele comedies en populaire bedrijven, vertoont het meest behandelde onderwerp een prachtig gekleede keizer, gevolgd door een escorte van met lansen en zwaarden gewapende soldaten. Hij is een verschrikkelijke bolleboos, draait zijn oogen dreigend en maakt zulke dwaze bewegingen met zijn geheele lichaam, armen en beenen, dat men ieder oogenblik verwacht dat hij ten eenenmale uit den band zal springen; vervolgens met hartverscheurend kattengemauw steekt hij zijn zwaard, bij wijze van pretmakerij, in de borst van twee of drie zijner ongelukkige lijfwachten. Allen verlaten daarop het tooneel door de eene deur, terwijl door de andere een prins verschijnt aan het hoofd van een groot gevolg, en dezelfde aperijen en clownstreken beginnen opnieuw. De keizer en de prins gaan aldus langen tijd heen en weer, vervolgen elkander zonder zich te ontmoeten, totdat eindelijk de slag wordt geleverd, waarin altoos een Chineesche Eolandus voorkomt, die wonderen van dapperheid verricht en met eigen hand een twintigtal vijanden doodt.

Nadat het drama afgespeeld is, tegen negen ure 's avonds, komen de acrobaten en de kustenmakers aan de beurt, wier oefeningen zeer zeker sterk en origineel zijn, maar die zulke vuile costumes hebben als men nooit zal zien bij de kunstenmakers die de kermissen in Europa afloopen.