330

't Is begrijpelijk dat als men zich eenmaal heeft laten verlokken om deze onzamenhangende voorstellingen bij te wonen, men er voor langen tijd genoeg aan heeft. Ik heb ze bijgewoond in 1852, te San Prancisco; ik heb ze later nogmaals gezien in China zelf, te Hongkong en Shanghai', en de herinnering, die mij daarvan is bijgebleven, is alles behalve aangenaam.

V.

Is het een kwaad dat er zooveel Chineezen in Amerika zijn ?

't Is waar, dit ras is hoofdzakelijk tuk op winstbejag, inhalig en gierig. Het geld, dat de Chineezen verdienen, is absoluut verloren voor de circulatie. Maar zij zijn, daarentegen, tevreden met kleine winsten; het zijn onvermoeibare arbeiders, handig in alles wat zij ondernemen, en het is niet twijfelachtig voor mij dat hunne tegenwoordigheid in de Unie veeleer voordeelig dan nadeelig is geweest.

Om slechts van Californië te spreken, is het niet aan den Chineeschen arbeid dat het zijne talrijke spoorwegen te danken heeft? Welke andere lieden zouden tevreden zijn geweest met de lage loonen, die hen toegekend werden in een land waar de dagtaak van een werkman van 5 tot 6 dollars waard is? Ik beweer zelfs dat de lijn der Overland-Mail, die San Prancisco met New-York verbindt, niet zoo spoedig voor het publiek zou zijn geopend geworden indien de Chineezen niet daaraan hadden gearbeid.

Het nivelleeren der dagloonen door het gebruik der Chineesche koelies is, bij slot van rekening, eene ware weldaad geweest voor Californië, en zelfs voor alle Yereenigde Staten van Noord-Amerika.

Thans zal de immigratie der Chineezen op het Amerikaansch grondgebied gestuit worden, althans tenminste voor twintig jaren. Deze wreede en onverwachte slag is aan de immigratie toegebracht door den laatsten president der Vereenigde Staten, den heer Cleveland, en de Hemelsche keizer, hoe ver-