Een en ander over de desertie te Atjeh.1)

In den laatsten tijd maakten de Atjeh-berichten weder melding van desertie. Na vrij lange afwezigheid schijnt ook deze ziekte helaas! wederom te voorschijn te treden. Is de desertie eene ziekte, dan is het misschien mogelijk middelen aan te wijzen welke den lijder genezen, de ziektekiem vernietigen kunnen. Voor alles is het noodig de diagnose te stellen. Dit met eenige zekerheid te doen is evenals in zekere andere ziektegevallen moeilijk. Eeeds bij eene oppervlakkige beschouwing merkt men op dat een desertie-geval zich zelden geïsoleerd voordoet, maar binnen zekere periode eenige individuen worden aangetast, welke omstandigheid aan infectie doet denken. Waar zit dan de infectie-bacil?

De soldaat te Atjeh verkeert meer dan zijne kameraden elders in eene minder aangename, nu en dan ontevreden stemming. In plaats van de vele vermoeiende en eentonige

garnizoensdiensten zoude hij dien verd Atjeher, altijd

gereed met listen en lagen, en hem daarin de baas, wel eens in het open veld tegenover zich willen zien en op soldatenwijze „mores" leeren. Ja de vingers jeuken hem nu hij daar weer zoo'n bevrienden Atjeher — alias „sloeber" — van een pas voorzien, moet binnenlaten. Dezelfde boeventronie heeft hij, een paar dagen geleden, naar het bureau van den assis-

1) Overgenomen uit de „Nieuwe Botterdamsche Courant".