411

een soldaat huiszoeking is gelast bij een Atjehsch hoofd, van wiens invloed veel wordt verwacht omdat zijne voorouders in den kraton zetelden. En met het oog op de blakende gunst waarin de Atjehsche hoofden staan bij de N.-I. regeering, welke hen de hoogste onderscheiding waardig keurt, mag worden aangenomen dat de redenen, welke het nemen van dien maatregel wettigden, afdoende waren.

Waarvan leven toch die zoogenaamde vrienden, welk bestaan voeren zij? In plaats van zich aan den geregelden landbouw te wijden, waartoe reeds langen tijd braak liggende sawahs uitnoodigen, doen zij liever kleinhandel en vischvangst, welke hun meer vrijheid van beweging toelaten!

Tot de pacificatie van Atjeh, waaraan onder de gegeven omstandigheden trouwens niet te denken valt, brengen ze ons geen stap nader en „ mit sammt" hunne vriendschap zou ik die vrienden het liefst buiten de linie zien. Doch waar dit is tegen het regeerings-b e g i n s e 1 en ook bezwaren van anderen aard een doeltreffenden maatregel van isoleering, nl. opruiming dier kampongs, in den weg staan, kon door het instellen van eene goed betrouwbare politie en door afschaffing van het passenstelsel, ten minste eenig toezicht aldaar mogelijk worden gemaakt. De vertrouwbare (?) berichten van de zijde der bevriende Atjehers hebben ons reeds dikwijls genoeg een mal figuur doen slaan door maatregelen te nemen, juist daar waar ze niet noodig bleken.

Men heeft gevraagd, hoe zou het zijn indien de Atjeher (met bevriende) systematisch de desertie-bacil trachtte te kweeken, en door geld en goede woorden, (beloften) de desertie aanmoedigende?

Mijn antwoord is: indien de Atjeher van dien maatregel goede resultaten verwachtte, dan ware hij zijn werk reeds begonnen. Daarvoor staat hem echter onze soldaat moreel nog te hoog ; hij weet zeer goed dat deze niet met het oog op voordeel zijn vaandel ontrouw wordt. Om te doen zien hoe onze soldaat over den deserteur denkt, kan men gelukkig