463

vuld, en vrede gesloten met de menschen. Nu komt hij terug tot den predikant en verzoekt dezen nog eens met hem te bidden. Deze vervult zijn wensch, en de veroordeelde neigt zijn hoofd, vouwt de handen, en herhaalt de woorden van den geestelijke. Na het gebed blikt hij met vriendelijken lach om zich heen, en wenscht allen nogmaals zijn laatste afscheid toe.

„Vergeet toch niet, mijnheer, wat gij mij hebt beloofd," zoo smeekt hij, terwijl een sombere uitdrukking zijn gelaat verduistert. „Vergeet 't toch niet om aan mijne arme moeder te schrijven, dat haar zoon in zijne laatste oogenblikken om vergeving heeft gebeden voor al het verdriet dat hij haar heeft aangedaan, en de smart, die hij haar heeft veroorzaakt."

De predikant herhaalt zijne 'belofte, tot zichtbare vreugde van den veroordeelde.

„Nu ben ik gereed en bereid om mijne verdiende straf te ondergaan," zegt hij met vaste stem, en daarna wordt hij geblinddoekt, en knielt voor den zandhoop neder, terwijl zijne lippen een gebed uitspreken. De dienstdoende officier geeft den soldaten die het oordeel des doods moeten voltrekken een teeken. Nauwelijks hoorbaar leggen zij aan, en op een tweede teeken branden de geweren los. Door vier schoten in de borst getroffen, valt de ongelukkige dood neder. Zonder doodsstrijd is hij de eeuwigheid ingegaan, en aan de beleedigde krijgswet is door zijn bloed voldaan.

„De koorts komt een uur te laat!" bromt een soldaat tanden klapperend en doodsbleek. Met moeite sleept hij zijn afgeschoten geweer mede, en al wankelende gaat hij verder, zoodat hij de opmerkzaamheid der officieren tot zich trekt.

Nauwelijks in de kazerne teruggekeerd, moet hij naar het hospitaal worden gebracht, want een hevige koorts heeft hem overvallen, en luide klaagt hij zichzelven aan als de beul van zijn krijgsmakker.

(Uit Der illustrirte Arbeiter-freund.)