20

hangen, is een kwalijke belooning voor eigen goeden en „vrijen" wil.

Hoe op deze wijze de vrije cultuur niet bevorderd zal worden, behoeft na het bovenstaande niet nader te worden uiteengezet. Het meest deze belemmerend zal wel werken het voorschrift, in genoemde „Handleiding" gegeven, dat een voor de cultuurplannen gereserveerde afgeschreven koffietuin niet meer door de bevolking mag worden aangehouden — gelijk deze dikwijls plag te doen — maar in de reserve opgenomen worden moet. Uit deze bepaling blijkt voldoende, hoe het tegenwoordig in toepassing gebrachte stelsel der vrije cultuur niet toelaat zich uittebreiden.

Dwang — men moge die met „leiding," „leering" e. d. al dan niet verbloemen ') — kan der bevolking nooit aangenaam zijn. Ziet zij intusschen goede uitkomsten, plukt zij goede vruchten van den haar opgelegden arbeid, dan kan zij allicht daarin eene aanleiding vinden om te berusten in dien dwang. Wanneer de bevolking evenwel gedwongen wordt tot vruchteloozen arbeid, dan kan met zekerheid voorspeld worden dat de bevolking daarvan meer en meer afkeerig worden zal: niet alleen van den dwang, maar ook van een arbeid, die haar, bij veel pressie van bestuurswege, niet die vruchten afwerpt, die zij zich er van had voorgesteld, of die haar misschien waren voorgespiegeld.

Dit nu gelooft de Commissie dat met de koffiecultuur het geval zal zijn, wanneer men blijft vasthouden aan het stelsel der „cultuurplannen".

De cultuurplannen, althans voorzoover zij beoogen regelmaat te brengen in de reserveering van voor de koffiecultuur geschikt verklaarde gronden, zijn min of meer als een

1) Deze woorden hebben geen andere beteekenis dan de officieele uitdrukking: „Ik heb de eer U te verzoeken," welke een euphemisme voor „gelasten" is.