235

Ook het koper weten zij te smelten en goed te bearbeiden ; vooral maken zij er gaarne tabakspijpen van, waaruit zij 's avonds in hunne bijeenkomsten genoeglijk zitten te rooken, terwijl zij met elkaar zitten te „debatteeren" of elkander lange verhalen doen.

Over het algemeen nemen zij het leven nogal gemakkelijk op en werken niet gaarne. De vrouwen doen het meeste werk. Als jong meisje heeft de Battaksche vrouw een vrij genoeglijk leven, haar wordt druk het hof gemaakt en men laat haar in vele opzichten te veel vrijheid. Wel worden de jonge dames gewoonlijk met elkaar in eene woning geborgen, onder toezicht van eene oude weduwe, doch deze is dikwijls nogal meegaande en trouwens hebben de Battaks niet geheel dezelfde begrippen van fatsoen als Europeanen. Is echter het meisje getrouwd, verkocht, aan den man voor zekere som gelds, karbouwen en andere preciosa, dan is het uit met haar vroolijk leven. Behalve de ringen aan hare vingers, mag zij geen versierselen meer dragen en is voortaan in de huishouding de persoon, die moet zwoegen en werken, padi stampen, hout halen, water halen, koken, in het veld, in de „ladangs" (droge rijst-velden) werken, enz. enz., — terwijl de heer des huizes zich zoo aangenaam mogelijk zoekt bezig te houden met niets doen.

De Battaksche mannen zijn van eene „hangerige" natuur; als zij niet ergens liggen, hangen of leunen ze ergens tegen, terwijl zij, als de gelegenheid zich voordoet gaarne zich overgeven aan dobbelen en alle soort van spelen. Is de Battak daaraan eens verslaafd, dan is hij niet meer te weerhouden, en verdobbelt hij vrouw en kind. Ook op hanengevechten is hij zeer belust. Trouwens, welke inlander is dat niet.

Er is van de Battak-wereld nog veel te zeggen en te vertellen wat betreft hun godsdienst of geestenwereld, de eigenaardige sarongs, die zij weten te weven en de kleurstoffen, die, zij daarvoor bereiden, en zoovele andere zaken,