309

stroom naar West-Australië te leiden, iets, wat zij maar al te gaarne doen wilde, want reeds begonnen de kolonisten in OostAustralië sterk daarover te klagen: men vindt het niet prettig, alle maanden aan zijne afkomst indachtig te worden gemaakt.

Derhalve begonnen in 1849 de tuchthuismannen in WestAustralië te worden ontscheept, en onafgebroken, tot in 1868, kwam de ééne lading na de andere te Perth aan. In gemeld jaar werd het verbanningsstelsel opgeheven. Inmiddels waren er 10,000 gekerkerden in West-Australië achtereenvolgens aan wal gezet, en natuurlijk zijn verreweg de meeste kolonisten van den tegenwoordigen tijd afstammelingen dier edelen. Desniettemin was de geheele bevolking, volgens de telling van 1881, slechts 32,054 (18,702 mannen), terwijl zij nu, naar de meest optimistische raming, ter nauwernood 42,000 zielen bedraagt.

Deze bevolking vormt de grootste Australische kolonie, namelijk al het land dat bewesten den 129sten meridiaan ligt, meerendeels eene onbekende woestenij ter geraamde uitgestrektheid van ruim een millioen E. vierkante mijlen, d. w. z. van méér dan achtmaal de oppervlakte van het Vereenigd Koninkrijk, en met eene kust, welker lengte op 3000 E. mijlen begroot wordt.

De wetgevende Raad van West-Australië heeft reeds eene ontwerp-constitutie aangenomen. De nu bij het Lagerhuis ingekomen wetsvoordracht der regeering strekt wezenlijk tot bekrachtiging daarvan, voor zoover die namelijk vereischt wordt, behoudens zekere reserves der Kroon, bij overschrijding of misbruik van macht door de West-Australiërs, ten nadeele van Engelsche belangen.

De ontwerp-constitutie omvat 7 hoofdstukken, waarvan het eerste het parlementaire recht, het tweede het kiesrecht, het derde de rechten en plichten van het eventueele Hoogerhuis, het vierde de magistratuur, het vijfde het rechtswezen, het zesde de financiën en het zevende meer de ondergeschikte zaken der kolonie regelt.