37

de „delal" met zijnen ezel, waarop zijne goederen geladen zijn, uren wachten aan de poort. Eindelijk wordt hij toegelaten. Uit twee groote zakken haalt hij te voorschijn: oude en pseudo-oude Perzische wapenen, geïncrusteerde schilden, helmen en armstukken, pronkers van geslagen koperwerk: schotels, vazen, kunstig verlakte doozen, spiegellijsten, Perzische speelkaarten, shawls van Kashmire en „Kalemkars" van Ispahan, zijdenstoffen van Yezd enz. In de wijde zakken van zijn „arscheloek" heeft hij turkooizen in zilveren ringen gevat, robijnen, agaten, zegelsteenen, kleine voorwerpen van zilverwerk. Over zijne schouders geslagen, heeft hij een aantal tapijten. In een oogwenk is de vloer der kamer met al deze artikelen bezaaid. Alles is volgens het zeggen van den delal mala kadiem (antiek). Vele voorwerpen zijn gebroken, andere (tapijten vooral) dikwijls zóó vuil, dat hij eerst een hoekje schoon moet maken met zijnen zakdoek en zijn speeksel, om de kleuren te toonen, en als hij na lang loven en bieden (hij overvraagt gewoonlijk van 200 tot 500 percent) niets heeft verkocht, dan pakt hij zijne waren met de grootste kalmte en zonder eenigen wrok bij elkander en gaat zijn geluk ergens anders beproeven.

Een vreemd gezicht voor den Europeaan is het scheeren en haarknippen van verschillende personen op den openbaren weg. De Perzische „figaro" en zijn cliënt maken niet het minste geheim van deze operatie. De laatste hurkt tegen een boom of een muur geleund, en niemand stoort er zich aan hoe zijn toilet wordt gemaakt. De echte Pers — hoewel ook zelfs dit gebruik uit de mode raakt onder de hoogere standen — laat zich het geheele hoofd kaal scheeren, met uitzondering van twee lange lokken rechts en links, en een weinig haar in den nek. Lieden welke den tulband dragen, versmaden echter ook dezen haartooi en tusschen hun hoofd en een biljartbal is het onderscheid niet groot.

Eene zonderlinge gewoonte onder de Perzen is het ver-