45

De belangstellende lezer zal ongetwijfeld van beide betoogen, die wij bier overnemen, gaarne kennis nemen.

Vergelijkingen tusschen de regelingen in Indo-China en in Nederlandsch-Indië.

Men heeft in Indo-China verschillende regelingen voor de exploitatie van het opium-monopolie beproefd. In hoofdzaak komen deze op het volgende neer:

a. Vrije pacht, waarbij van den pachter niets anders geeischt wordt dan betaling eener vaste overeengekomen pachtschat, terwijl de aanschaffing van het opium, de bereiding en het debiet geheel aan hem worden overgelaten. Deze regeling bestond in Cochinchina van 1862 tot 1874 en komt overeen met die van onze meeste gewesten der buitenbezittingen.

b. Pacht met verstrekking door het Gouvernement van bereid opium, als een middel om sluikhandel in andere gedeelten der kolonie te verhinderen, maar overigens onder dezelfde voorwaarden als bij a aangegeven. De verstrekking geschiedt tegen hoogen prijs, zoodat daarin de voornaamste winst voor het Gouvernement is gelegen; de pachtschat is van weinig of geen belang. De pachter is verplicht eene zekere hoeveelheid te koopen, neemt hij meer, dan geniet hij een niet onbelangrijk rabat. Deze regeling bestaat in Cambodja en de generale debitanten in Cochinchina behooren mede tot deze categorie te worden gebracht. In hoofdzaak hebben wij hier te doen met een tiban- en siram-stelsel, gelijk dat hier in de jaren 1855—1861 en 1870—1872 heeft gegolden, behalve alleen dat bij ons ruw in plaats van bereid opium werd verstrekt.

c. Pacht onder toezicht van het Gouvernement en overigens met dezelfde voorwaarden als sub a omschreven. Dit