46

toezicht heeft bestaan in Cochinchina gedurende de jaren 1874—1881; het werd uitgeoefend door Gouvernementsambtenaren bij de pacht geplaatst en door deze bezoldigd, en had ten doel de waarde der pacht te leeren kennen, ten einde niet langer in onzekerheid te verkeeren bij te lage aanbiedingen of aandrang tot verlaging van den pachtschat; daarom strekte dat toezicht zich uit tot alles wat de pacht betrof, dus invoer en bereiding van opium, verkoop, boekhouding enz.

d. Pacht voor gezamenlijke rekening (ferme interes s é e, ook wel régie intéressée of régie mixte genoemd). Daarbij wordt geen pachtschat betaald, maar eene redevantie naar gelang van het debiet, zoodat de Regeering in de goede en kwade kansen van den afzet deelt. Natuurlijk bestaat ook hierbij een toezicht als sub c bedoeld, zelfs nog verscherpt. Eene pacht van dezen aard heeft men gehad in Cochinchina in de jaren 1862 en 1863 en sedert het begin van 1888 geldt deze regeling ook in Tonkin.

e. Régie, met 1882 voor Cochinchina in werking getreden en gedurende de jaren 1884—1889 in Cambodja beproefd, maar daar weer voor het sub b bedoelde stelsel losgelaten. Het opium wordt door het Gouvernement aangeschaft, bereid en in gestempelde verpakking verkocht, echter voor een klein deel slechts rechtstreeks aan de verbruikers, maar ongeveer geheel aan gelicentiëerde debitanten, die het verder voor eigen rekening in hunne verkoopplaatsen en kitten bij kleinere hoeveelheden dan die der régie slijten.

Uit hetgeen door mij omtrent deze verschillende wijzen van exploitatie van het opium-monopolie is medegedeeld, zal men bemerkt hebben, dat men in Indo-China en voornamelijk in Cochinchina in de uitoefening van het monopolie en bij den afstand daarvan in pacht met al de bezwaren te kampen heeft gehad, die zich bij een en ander ook hier doen gevoelen, behalve alleen met die, welke voortspruiten uit de twee hier bestaande, maar ginds niet bekende