39

gen liefst een protégé aanbevelen; maar te onderstellen dat zij aan bepaald ongeschikte personen lessen wilden bezorgen, zou toch wat erg zijn. Ik hoop ten minste van harte, dat in dezen mijn gebrek aan ondervinding mij geen parten speelt.

En hiermee , geachte Redactie, wensch ik u nog eens mijn dank te zeggen voor uw welwillendheid, betoond zoowel in het plaatsen mijner regelen, als in de toegevoegde opmerkingen.

Hoogachtend heb ik de eer te zijn

TJEd. dienstv. dienaar

Enkhuizen, 17 Jan. S. B.

(Wij achten nu het onderwerp genoegzaam toegelicht en sluiten voor het oogenblik de debatten daarover.)

Red.

BI1NNENLA1NDSCHE BERICHTEN.

's Gravenhage. — Op 30 Januari 11. overleed alhier in den ouderdom van 61 jaren de heer C. van der Does, hofpianist van Z. M. den Koning, ridder der orde van den Nederlandschen Leeuw, van den Gouden Leeuw van Nassau, van de belgische Leopoldsorde en Kommandeur van de Eikenkroon. Yroeger bekend als een uitstekend piano-virtuoos, die tevens voortrefiijke leerlingen vormde, hield de heer van der Does zich in de laatste jaren (waarvan hij er bijna twee, door een pijnlijke ziekte aangetast, in zijn woning, zoo niet op zijn kamer doorbracht) meer uitsluitend bezig met de administratieve werkzaamheden verbonden aan Zr. Ms. Instelling voor jeugdige toonkunstenaressen en toonkunstenaars , waarbij hij als 's Konings Commissaris was aangesteld.

Als solist of medewerkende op de kwartetsoirées spreidde dehr. van der Does een buitengewoon ontwikkelde techniek ten toon; de „passages" klonken zeer gepereld en aan kracht ontbrak het hem geenszins. Als directeur wijdde hij in der tijdzijn krachten aan de muziekvereeniging Polyhymnia, aan de mannenzangvereeniging Cecilia en aan de maatschappij De toekomst (bij welke liefdadige instelling hij tot aan zijn dood toe als President fungeerde, opgetreden in plaats van wijlen den J. H. Lubeck). Als leeraar zeer gezocht heeft hij naamlijk aan de Koninklijke muziekschool — waarbij hij als hoofdonderwijzer voor het pianospel van 1838 tot 1874 werkzaam was — tal van goede leerlingen gevormd. Ook op het gebied der compositie heeft de hr. van der Does zijn bekwaamheden getoond. Hij schreef verschillende fransche opera's, in den stijl van Adam of Auber, waarvan de navolgende hier ter stede werden opgevoerd : L'esclave de Camoëns; Lambert Simnel; ^ La trompette de M. Ie Prince; La Vendette; Le Roi de Bohème en Le vieux Chateau.

Op den 6n Maart 1817 te Amsterdam geboren ontving de hr. van der Does daar ter stede zijn eerste opleiding, en begaf hij zich later naar Duitschland waar F. Rummel zijn onderwijzer werd.

Bij zijn teraardebestelling op 2 Febr. jl., die in tegenwoordigheid van eenige vrienden, hoogst eenvoudig op Eik-en-duin plaats had, riep de hr. Fr. Botgorschek,' als vice-president der maatschappij De toekomst, den overledene op gevoelvolle wijze een laatst vaarwel toe; mevr. Lacks-van Heun — een zijner oudleerlingen — plaatste een lauwerkrans op de lijkkist.

— Het haagsch orkest verloor op 16 Januari zijn uitmuntenden paukenist den heer J. A. Cox, die na

afloop van het 3e Diligentia-concert op noodlottige wijze het leven verloor.

Rotterdam. — Als een eigenaardigheid van het derde Eruditio-concert mag wel vermeld worden, dat de heer Emile Sauret, violist uit Parijs, voor 't eerst alhier optredende, met stijgende geestdrift werd aangehoord; terwijl mevr. Szègal daarentegen, die als Eglantine en Fidelio hier de gunstigste herinneringen achterliet, met groote koelheid werd bejegend. Na het zingen van het ree. en aria uit Idomeneus werd zelfs geen hand geroerd. De voordracht van deze hoog dramatische scène in de concertzaal eischt dan ook een rustiger, minder ruwe vertolking dan die welke mevr. Szègal ons deed hooren, waarbij haar scherp stemgeluid — vooral in de hooge tonen — ook al onvoordeelig werkte. Met de voordracht der liederen van Schubert en Brahms behaalde zïj althans eenigen bijval; deze werden dan ook zachter en lieflijker gekleurd.

In den heer Emile Sauret leerden wij een deeglijk, fransch gevormd, violist kennen, begaafd met een uitmuntende techniek, die vooral in het concert van Paganini schitterend op den voorgrond trad; daaraan viel slechts gejaagdheid af te keuren tengevolge waarvan eenige flageolettonen mislukten en enkele passages aan duidlijkheid en zuiverheid te wenschen overlieten. De indruk, die hij met de overigens zeer onbeduidende compositie van Paganini maakte, was zoo groot, dat men gedurende de uitvoering den lust om te applaudisseeren nauwlijks kon onderdrukken. De Romance (op. 42, in a) van Max Bruch schonk meer kunstgenot; het is een zeer goed bewerkte en fraaie compositie, die alleen in het tweede thema een ietwat italiaansche operakleur bezit. In dit stuk toonde de heer Sauret zich niet alleen virtuoos, maar ook kunstenaar. Een piquant-bevallig scherzino, dat Sauret nog behalve Chopin's Nocturne met veel smaak voordroeg, deed hem ook als componist van een gunstige zijde kennen. Waarom men zich, in Bruch's romance met klavier-begeleiding behielp, weten wij niet.

Van de instrumentaalwerken was Beethoven's achtste symphonie heerlijk van uitvoering en vooral het Allegretto werd meesterlijk gespeeld. De compositie van Hector Berlioz — de hier nog onbekende „Scène d'amour" uit zijn dramatische symphonie „Roméo et Juliette" — is een liefdestooneel waarvoor schrijver dezes geen groote sympathie koestert, niettegenstaande het Adagio verschillende instrumentaaï-effecten in zich bevat, welke belangstelling opwekken. De taal die Berlioz hier bezigt spreekt niet tot ons hart; het geheel is in een te droomerig en zinlijk kleed gehuld. Het meest boeide ons nog het zeer fraai gedacht lyrisch thema der eerste violen, door de houten blaasinstrumenten overgenomen, alsmede de cantilène der violoncels, daar waar ze door pizzicato's wordt ondersteund. De door meesterschap van vorm en instrumentatie uitmuntende ouverture van Cherubini „Les deux journées" besloot op waardige wijze het concert. Behalve aan de uitmuntende directie van den heer Gernsheim, moeten wij ook hulde brengen aan de voortrefiijke wijze waarop hij de verschillende klavierbegeleidingen uitvoerde.

— De Octet-vereeniging gaf dezer dagen — in een soirée op 22 Januari — weder teekenen van een krachtige levensvatbaarheid, nadat ze verleden jaar het stilzwijgen bewaarde. De bezetting der medewerkers, eenigszins bij vroeger gewijzigd, bestaat thans uit de heeren Kindier en van Alphen (hobo's) , van Erp en Hanken (klarinetten) , Wissler en Fraiken (fagotten) en Preis en van Houten (hoorns), dus evenveel meesters als dilettanten.