41

liefhebbers in den waren en zoo even geschetsten zin van dat woord. Of zou het bij geval voldoende zijn, dat iemand muziek maakt of zelfs in een orkest medewerkt, om zich als „kunstenaar" te kunnen poseeren ? Om als 't ware uit de hoogte te mogen nederzien op den dilettant, den liefhebber in den boven geschetsten zin des woords? 't Zijn niet allen koks, die lange messen dragen, en ook niet allen zijn in waarheid artisten, die 'tvan beroep zijn! Er zijn er geweest, en zijn er nog, „die sedert jaren in alle groote muziekuitvoeringen hebben medegewerkt", die „ zich met alle muziekinstrumenten voldoende bekend achten", — en toch verre beneden menig „dilettant" staan, óok als executanten. Ik denk, dat ook in dezen den verstaander dit halve woord genoeg zal zijn. — De Muziekvriend, wiens stukje gij in uw tijdschrift opnaamt (1877, bl. 131), heeft in een alleszins beschaafden toon geschreven, en ik kan mij met veel in zijn opstel zeer goed vereenigen. De Eed. heeft in haar opmerking aan het slot van het stukje reeds genoegzaam de aanmerkingen van dezen schrijver beantwoord. Ik voeg bij deze ongezochte gelegenheid er echter gaarne bij, dat, wanneer ik in het verslag van het Gruno-concert in kwestie, „te kort en te koud" ben geweest, dat niet aan de zucht om af te breken of om iemands verdiensten opzetlijk te verkleinen^ mag worden geweten. Een „dilettant", zoo als ik mij wil beijveren meer en meer te worden, houdt toch in acht wat de criticus Moritz Hauptmann van het „goede" publiek zeer juist schreef: „ Ein gutes Publicum zeigt sich nicht im Schmahen und Schlechtfmden, sondern im Gutfinden, im Finden des Guten unter dem Geringen. Zum Nichtgutfmden des Mangelhaften gehort sehr wenig, und man setzt seine Kritik sehr tief, wenn man dabei stehen bleibt."

Na deze meer algemeene opmerkingen — die, dacht ik, óok haar nut kunnen hebben, — wensch ik beknopt mede te deelen, wat de zomer en de herfst van het afgeloopen jaar alhier in hoofdzaak hebben opgeleverd op het gebied der toonkunst. 1

Ik zal nu en voortaan korter kunnen zijn wat betreft de gewone uitvoeringen in de vereeniging D e Harmonie, tweemalen 's weeks vast, zomer en winter, behalve bij extra-gelegenheden, die nog al eens plegen voor te komen. (Want de Groningers houden er niet bizonder van in den hoek van den haard te zitten, of te suffen, en ze vinden algemeen dat muziek, bepaaldlijk goede, nog al een opwekkende kracht pleegt te hebben en ter bevordering van het gezellige leven hoogst bruikbaar is!) Uit de beide vorige overzichten is genoegzaam de geest gebleken, die uit de verrichtingen van het Harmonie-orkest spreekt. Daarin nu is geen verandering hoegenaamd gekomen en zal vermoedlijk ook niet komen, zoolang dat orkest geleid wordt dooiden heer J. H. Bekker en administratief staat onder het beheer van mannen, als tot nu toe in het bestuur der Vereeniging belast waren met de belangen der mu-

1 Vergun mij bij deze gelegenheid op te merken, waarde Red., dat ik zelf eenige gewichtige aanmerkingen heb op mijn laatste verslag in de Caecilia, 1877, bl. 123, — zoo als 'tnaamlijk daar gedrukt is! Uw zetter (corrector kan ik kwalijk zeggen) laat mij (in kol. 1, regel 20 van ond.) verklaren, dat ik iets "haast" zou durven zeggen; ik schreef, dat ik het «niet" zou durven zeggen. In kol. 2, regel 21 v. boven, staat: .Gluck's" Russische aria's; ik schreef:' .Glinka's R. aria's. Het ergste vanalles is, dathij (aldaar r. 29 v. bov.) mij laat zeggen «onzijdigheid", waar ik «eenzijdigheid" schreef!

[In een Errata op blz. 132 der Caecilia 1877 hebben wij op deze vergissingen reeds de aandacht der lezers gevestigd. Rud.]

ziek, en die weten dat de muziek de grondslag uitmaakt en de roem is van deze bloeiende (omstreeks 2,200 leden tellende) en in Nederland algemeen en genoegzaam bekende sociëteit.

I. Gedurende den zomer (harmonie-muziek) werden , als hier of als over 't geheel nieuw, uitgevoerd: Beethoven's groot septuor; Gade's Michel Angelo-ouverture; zijn Hamlet-ouverture.

Voor harmonie-orkest gearrangeerd of overgeschreven door Bekker: 1. Polnischer Nationaltanz van Scharwenka; 2. Hongaarsche dans n°. 7 van Brahms; 3. Litolff's Eobespierre-ouverture (die gebleken is bizonder geëigend te zijn voor harmonie-orkest).

Als Fantaisieën werden voor 't eerst gemaakt: Verdi, Nabucco ; een nieuwe bloemlezing uit Eossini'sWillemTell.

Andere werken: de 4e akte van de Hugenoten; de Caïd, van Thomas; Marino Faliero, van Donizetti; de Echo du montagne, van Joh. Coenen; Soldatenleben, van Kélèr-Béla.

Het andante uit Mendelssohn's vioolconcert, voor hobo door Bekker overgeschreven, is gebleken een uitmuntende aanwinst te zijn als solo-n°. voor harmonieorkest.

Van den concertmeester van het orkest, den heer J. Dado, werd gemaakt een ballet-polka, en een door hem voor hobo gearrangeerde aria uit Stradella, van v. Flotow. (De heer Dado bekleedt de dubbele betrekking van viool- en van hobo-solist, resp. in het symphonie- en in het harmonie-orkest.) — Te zamen 15 nommers in deze rubriek.

Onder de bizondere voordrachten van den jongst en zomer verdient vooral vermelding, o. a. een f'antaisieconcertante voor piston en trombone, van Weinthal, door de heeren Schoofs en Heuckeroth.

II. Van 1 Sept. (aanvang van-het seizoen van het symphonie-orkest) tot ult°. Dec.jl. werden als nieuw ten gehoore gebracht: de 4 Scènes pittoresques, suite d'orchestre van Massenet; een Albumblad, van Eich. Wagner; de Fantinitza-marsch, van Suppé; L'heure du couvre-feu, een gavotte van Nolet (als souvenir du vieux Paris); Berlin wie es weint und lacht, ouverture van Conradi; Offertorium van Lefébure-Wély ; Fantaisie uit Lecoeq's Girofié-Girofia; Fatinitza-wals, van E. Strauss; fantaisie sur L'étoile du Nord, door A. Lemaire (Antwerpen) ; lm Dammerlicht, wals van Faust; souvenir de La dame blanche, door A. Lemaire; een fantaisie uit de Traviata , van denzelfde. — Arrangementen of bewerkingen van Bekker: 1. fantaisie sur Paul et Virginie, opera van Victor Massé; 2. idem sur Carmen, opera van G. Bizet, benevens 3. een Liebesgesang en 4. Zum Abschied, beide geheel van hemzelf.

Wijders: Apollo-klanken, intermezzo van Joh. Coenen; fantaisie uit de Willem Teil, van denzelfde; een door Wijsman (Eotterd.) gearrangeerde fantaisie nit de Eobert, van Meyerbeer; de Nouvelle époque, een fantaisie van Joh. Coenen ; de Fantaisie sur des airs nationaux, van Hanssens.

In de laatste vier maanden werden alzoo reeds weder 21 nieuwe zaken ten gehoore gebracht, en daaronder in haar soort voortrefiijke. Van stilstand is dus ook in dat opzicht hier geen spraak. (Met de 15 nieuwe, gedurende den laatsten zomer, zijn dat 36 n^s.)

Ten einde (noodelooze) herhalingen te voorkomen, spreek ik niet over de groote hoeveelheid der van vroeger reeds bekende stukken', die van 1 Juni tot ult°. December werden ten gehoore gebracht, noch ook van de solo-voordrachten van onderscheidene leden van het orkest (de heeren Thiele, Bosmans, Endlich enz.).