M 41.

752

Instituut van Ingenieurs, Vakafdeeling Spoorwegbouw en Spoorwegexploitatie, ter gelegenheid van de eerstvolgende Afdeelingsvergadering in hare werkplaatsen te ontvangen. Niet alleen dat wij ons gaarne bereid verklaren, doch wij beschouwen het als een voorrecht dat juist in dit jaar ons deze eer te beurt valt nu het 70 jaren geleden is dat onze inrichting werd gesticht en juist in deze maand nu het 50 jaren geleden is dat de eerste steen werd gelegd der gebouwen, welke U heden middag gaat bezoeken.

Alvorens U hedenmiddag in onze werkplaatsen rond te leiden komt het mij nuttig voor dit bezoek met een enkel woord in te leiden en voor te bereiden.

Mijn plan is niet U eene opsomming te gaan geven van de verschillende werktuigen, welke voor den bouw van spooren tramwegmaterieel door ons worden gebezigd, welke werktuigen U voor het overgroote deel bekend zijn; ik wilde U alleen in enkele trekken schetsen :

a. een historisch overzicht van de stichting en ontwikkeling onzer inrichting, en in verband hiermede,

b. een overzicht der verschillende typen spoorwegrijtuigen, welke sinds 1839/1847 werden gebouwd, gevolgd door

c. eene korte beschrijving der werkplaatsen zelve, om te eindigen met

d. een korte behandeling van de rijtuigen welke juist nu grootendeels het bedrijf in beslag nemen, de rijtuigen der Zuid-Hollandsche Electrische Spoorweg-Mij.

In 1838 werd door den heer J. J. Beijnes te dezer stede aan de Riviervischmarkt, in de directe omgeving van de Gróote Kerk, een onderneming gesticht welke hoofdzakelijk den bouw van luxe-rijtuigen ten doel had.

Waren het tot op dit tijdstip in hoofdzaak de elegante Fransche modellen geweest, welke in ons land verkozen werden boven de oogenschijnlijk stijve Bngelsche en min of meer plompe Duitsche modellen, het gelukte den heer Beijnes na veel moeite en studie nieuwe origineele modellen uit te werken, welke zoowel de Fransche sierlijkheid als de Engelsche strengheid in lijnen in zich vereenigden.

Juist dit niet slaafsch navolgen der Franschen bezorgde hem in korten tijd vele afnemers en zijne onderneming werkte al zeer spoedig met succes.

Allerminst kon toen vermoed worden dat de groote evolutie in de vervoermiddelen, die in deze jaren tot stand was gekomen, ook in deze uiterst bescheiden onderneming zulk een enorme omkeer zoude teweegbrengen.

De Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij was opgericht en had hare eerste lijn Amsterdam—Haarlem aangelegd en dato 20 September 1839 geopend.

De eerste rijtuigen voor deze Mij. werden gebouwd door de heeren Soeters te Maarssen en van Eujen te Utrecht.

In 1855 werden voor het eerst een achttal rijtuigen II klasse aan den heer Beijnes opgedragen en werden daarna successievelijk in 1856, 57 en 58 verschillende typen diligences (le klasse), char k bancs (2e klasse) en wagons (3e klasse) afgeleverd.

Het was duidelijk dat een kleine Luxe Rijtuigfabriek op den duur niet in staat zoude blijken om aan de eischen der Spoorwegmaatschappijen te voldoen.

De ruimte was veel te klein.

De rijtuigen werden aan de Riviervischmarkt in geraamte opgebouwd en uitwendig bekleed, werden daarna gebracht (gerold of gereden) naar een ander stadsgedeelte (de Krocht) om aldaar te worden geschilderd, bekleed en op stel gezet, om ten slotte over de straat te worden vervoerd naar de lijnen der Mij.

Men kan zich denken met welke moeilijkheden men te kampen had.

Het duurde dan ook niet lang of besloten werd een geheel nieuwe fabriek te bouwen aan het Stationsplein, onmiddellijk tegenover het Stationsgebouw der H. IJ. g. M.

Den 5en Juni 1858 werd door mijnen vader, den heer J. J. F. Beijnes, toen oud 11 jaren, de eerste steen gelegd der nieuwe fabriek en den 2en Januari 1859 werden de voor dien tijd reeds vrij uitgebreide en goed ingerichte werkplaatsen voor goed in gebruik genomen.

Spoedig reeds bleek de nieuwe fabriek veel te klein. Uitbreiding op uitbreiding volgde, tot in December 1864 een contract afgesloten werd voor de levering van een zeventigtal spoorwegrijtuigen, welke binnen 17 maanden moesten worden afgeleverd. De oorzaak dezer groote bestelling lag in de

spoorwegversmalling. Deze bracht echter groote moeilijkheden met zich. Het groote werk der versmalling vorderde niet zooals verwacht was en toen de rijtuigen ter aflevering gereed waren moest al het gereed zijnd materieel worden bewaard.

Voor de eerste maal werden toen de luxe-rijtuigen uit de werkplaatsen verdrongen door zijne zooveel krachtiger ofschoon niet direct eleganter broeders.

Hedenmiddag zult u er zich van kunnen overtuigen dat nu voor de tweede maal, de luxe rijtuigen het onderspit hebben moeten delven. Ten tweede male, en misschien wel voor immer, werden zij verdrongen nu door nog machtiger lichamen.

In 1864 had de heer J. J. Beijnes zijnen broeder den heer A. J. Beijnes in de zaak opgenomen en te zamen (ieder voor zijne afdeeling) stelden zij- zich tot taak de groote werken die hun werden opgedragen tot voldoening der Maatschappijen af te werken.

Naast de H. IJ. S. M. kreeg de firma de Ned.-Ind. SpoorwegMaatschappij tot afnemer en werd begonnen met den bouw van materieel voor overzeesche gewesten.

Kort hierop volgde in 1867 de Internationale Tentoonstelling te Parijs, alwaar een spoorwegrijtuig en een luxe-rijtuig (coupé) werden tentoongesteld.

Opmerking verdient dat in dit jaar voor het eerst op een internationale tentoonstelling spoorwegmaterieel werd geëxposeerd en reeds toen mocht de Nederlandsche firma de voldoening smaken haar werk in het buitenland bekroond te zien.

In 1869, kort na de oprichting der Mij. tot Exploitatie van Staatsspoorwegen, kon de fabriek ook deze Mij. tot hare afnemers rekenen en mocht zij successievelijk een groot aantal rijtuigen van diverse typen voor haar bouwen en afleveren. Afleveren met alle moeilijkheden die destijds hieraan verbonden waren.

In Amsterdam bestond nog geen aansluiting, in Rotterdam evenmin.

Aangezien de verhouding tusschen de H. S. M. en de Ned. Rhijn. Spoorweg-Mij. destijds wel eenigszins te wenschen overliet was het niet veroorloofd van het zijlijntje dat beide Maatschappijen verbond gebruik te maken. De rijtuigen werden in Amsterdam op zolderschuiten geladen, door de stad gevaren om aldus het station der N. R. S. M. te bereiken.

Tijdroovend, kostbaar en gevaarlijk was dit transport in hooge mate, en het is dan ook niet te verwonderen dat het voorgekomen is dat de kleinste onvoorzichtigheid oorzaak was dat een rijtuig in minder aangename kennismaking geraakte met het bekende Amsterdamsche grachtwater.

In den winter van 1871 moesten tengevolge van het dichtvriezen der waterwegen de S. S.-rijtuigen in den Haag door de stad van het station H. S. M. naar het station N. R. S. vervoerd worden.

Hoe groot de moeilijkheden ook waren zij werden overwonnen en het mocht den fabrikant eene voldoening zijn reeds spoedig daarop weder tot uitbreiding verplicht te zijn, tengevolge van eene bestelling van een honderdtal wagens voor rekening der Mij. tot Expl. van S. S.

In 1872 volgde nog eene bestelling der Noord-BrabantschDuitsche Spoorweg-Mij., zoodat tot einde 1874 met volle kracht kon worden voortgewerkt.

Nu volgde echter een periode van ongekende reactie in hoofdzaak tengevolge van den Fransch-Duitschen oorlog.

Vóór en gedurende den oorlog was het aantal Duitsche wagonfabrieken van een kleine 30 tot 64 gestegen. Men bevond zich in Duitschland in de z.g. „Gründerzeit",

Zoodra echter na den oorlog langzamerhand de vraag verminderde was het productievermogen van al deze fabrieken veel te groot. Het gevolg bleef niet uit en spoedig maakte een heftige concurrentie een tijdlang het voortwerken op dit gebied ten eenen male onmogelijk.

Gelukkigerwijze verdwenen deze concurrenten weder even spoedig als zij waren opgestaan, zoodat binnen enkele jaren het aantal weder op ongeveer 20 was gereduceerd.

De Nederlandsche inrichting was zoo goed als zonder werk, het luxe-rij tuig vak begon wederom een hoofdrol te spelen en steunde den bouw der spoorwegrijtuigen, doch kon niet verhinderen dat het aantal werklieden van ruim 200 tot 80 terugliep. Deze toestand bleef aanhouden tot 1875/1876, het jaar der oprichting der Amsterdamsche Omnibus-Mij.

De A. O. M. had hare lijnen geopend met 2 Fransche en 4 Engelsche tramwegrijtuigen. Zeer spoedig werd de firma Beijnes uitgenoodigd tot levering van eenige proefrijtui-