15. 104

Bouw- en Waterbouwkunde 7.

No. 20 — 1929

De randwerken van den Wieringermeerpolder.

Inleiding tot de excursie van de Afdeeling voor Bouw- en Waterbouwkunde van het Kon. Instituut van Ingenieurs aan de in uitvoering zijnde Zuiderzeewerken, op 23 Mei 1929

door de leden

ir. J. F. LIGTENBERG en ir. J. W. THIERRY,

Hoofdingenieurs bij de Zuiderzeewerken.

In dit artikel wordt eene korte beschrijving gegeven van de in uitvoering zijnde z.g. randwerken van den Wiermgermeerpolder, t.w liet electriseh gemaal bij Medemblik, de twee schutsluizen met het verbindingskanaal aldaar, het kanaal Amtswoud—Oostpunt, de keersluis bij de Oostpunt, de schutsluizen bij De Haukes en Kolhorn en den meerdijk langs de zuidzijde van het Amstelmeer.

A. De werken nabij Medemblik.

1. Kanaal met twee schutsluizen tot verbinding van den Wieringermeerpolder met de haven van Medemblik.

De toegang voor de scheepvaart uit de af te sluiten Zuiderzee zal te Medemblik verkregen worden door een met de Westerhaven van Medemblik door een schutsluis verbonden kanaalpand, gemeen liggend met het polderwater van „De vier Noorder Koggen" (omstreeks 2.20 in—NAP). De lengte van dit tusschenpand bedraagt omstreeks 800 m.

Een tweede schutsluis geeft de verbinding van dit tusschenpand naar den Wieringermeerpolder en wel tot de tweede Polderafdeel ing, waarvan het polderpeil voorloopig op 5.30 m—NAP is bepaald, hetgeen in de toekomst tot 6.00 m—NAP zal kunnen worden verlaagd.

Een korte beschrijving waarbij gevoegd eene situatieteekening van dit kanaal wordt aangetroffen in het Driemaandelijksch bericht betreffende de Zuiderzeewerken van April 1927 (zie fig. 1).

De sluis aan de Westerhaven is thans voltooid; met de ontgraving van het kanaal wordt eerlang aangevangen. De sluis welke toegang geeft tot de Wieringermeerpolder is thans in uitvoering en zal op de 23 Mei a.s. te houden excursie worden bezocht.

Eene beschrijving met afbeelding (zie fig. 2, losse plaat) van de schutsluis wordt aangetroffen in het Driemaandelijksch bericht betreffende de Zuiderzeewerken van April 1928.

Aangezien de sluis komt te liggen in den Westfrieschen Zeedijk, welke deel uitmaakt van de Waterkeering van Hollands Noorderkwartier, werd vereischt, dat de sluis een beweeglijke keering zou bevatten naar de Wieringermeerzijdc keerende en reikende tot 3.50 m + N.A.P. Het benedenhoofd der sluis, waarvan de drempel op 8.50 m —N.A.P. is gelegen, zal in verband hiermede eene noodkeering bestaande uit een stel 12 m hooge deuren bevatten, hetgeen aan de sluis een eenigszins ongewoon aanzien geeft.

Eene andere bijzonderheid der sluis is, dat de kolkvulling zal geschieden door een in den oostelijken kolkmuur uit te sparen stortkoker, hetgeen mogelijk was. doordat de kolkmuur aan een later tot spoorweghaven uit te breiden bassin zal grenzen. Een zeer weinig kostbare oplossing voor een kolkvulling werd hierdoor verkregen, waarbij de bouw van riolen voor dit doel achterwege kon blijven. Door een proefneming in het waterloopkundig laboratorium te Delft werd de zekerheid verkregen, dat bij deze oplossing de rustige ligging der schepen tijdens