697

fi»3i. — M se.

85sten verjaardag werd zijn staat van dienst opgenomen. Sedert het overlijden van zijn lieve vrouw, in September 1912, trok hij zich hoe langer hoe meer uit het leven terug; zijn toenemende doofheid was daarvan mede oorzaak, maar hij hield toch van gezelligheid en stelde een bezoek van oudcollega's en anderen op hoogen prijs; zijn grootste genot was echter zijn kinderen, kleinkinderen en zelfs achterkleinkinderen om zich te zien en hun te vertellen op zijn eigenaardige levendige manier uit de onuitputtelijke schat zijner herinneringen, jeugd- en familieverhalen, voorvallen uit zijn studententijd en vooral uit zijn ingenieursloopbaan. Nog enkele weken vóór zijn dood zong hij, opgewekt als altijd, een van zijn kleindochters uit het hoofd verschillende passages voor uit het, in den Delftsche Studentenalmanak van 1852 verschenen, in zijn tijd zoo bekende tooneelstuk „Retour au foyer", getoonzet op allerlei operamotieven, dat hij met zijn vrienden Van Ittebsüm, Mekten e. a. na een bezoek aan de opera in het Haagje al terugwandelend naar Delft, of op de

| Jiir. ir. L. A. Sandberg.

teekenzalen der akademie zoo dikwijls in vroolijke stemming had uitgegalmd.

Als ingenieur had hij het voorrecht een hoogst belangrijke periode mee te maken, n.1. den aanleg der Staatsspoorwegen. In 1857 aan de Koninklijke Academie te Delft gediplomeerd als civiel ingenieur, kreeg hij in Augustus een aan beding om als ingenieur van den Waterstaat in Nederlandsch Indië in dienst te treden; op aandrang van zijn familie heeft hij hiervan afgezien. Den len Mei 1858 werd hij aangesteld van rijkswege tot ambtenaar bij het onderzoek der spoorwegontw'erpen onder leiding van den ingenieur van den rijkswaterstaat ir. G. van Diesen; met hem werden onder genoemden ingenieur werkzaam gesteld irs. K. H. van Brederode en C. B. Olivier, terwijl irs. W. J. Woltebbeek, J. D. Evers, L. Vermeys en H. van Medbs onder de bevelen van ir. J. L. Schneitter geplaatst werden. De standplaats werd 's-Gravenhage; zijn werkzaamheden bevatten o.a. het onderzoek voor den spoorweg Zutphen—Lochem—Hengelo.

Deze werkzaamheden duurden tot 31 December 1858. Met ingang van 1 Juli 1859 werd hij aangesteld tot buitengewoon opzichter bij de werken ter verbetering van rivieren in ZuidHolland, inzonderheid bij de vorming der Nieuwe Merwede onder leiding van den hoofdingenieur A. Doctebs van Leeuwen te Gorinchem, welke werkzaamheden 31 October 1860 eindigden.

Daarop volgde zijn benoeming tot adjunct-ingenieur bij de Commissie voor de Staatsspoorwegen, met ingang van 1 December 1860, op een aanvangssalaris van f 1000. Voorzitter dezer Commissie, ingesteld bij kon. besluit van 24 Augustus 1860, No. 51, was C. H. van Meues, gen.-majoor

bij de Groote Staf, secretaris J. P. de Bordes, kapitein van de Genie, terwijl de technische leiding stond onder de ingenieurs J. G. W. Fynje, J. A. A. Waldorp en J. L. Schneitee. Onafgebroken bleef hij bij den aanleg van Staatsspoorwegen werkzaam; met ingang van 1 Juni 1873 werd hij bevorderd tot sectie ingenieur, terwij met ingang van 1 Februari 1891, wegens de naderende voltooiing der werken, hem eervol ontslag werd verleend.

Den 30sten April 1863 was hij in het huwelijk getreden met jonkvr. S. M. H. van dee Goes, te Delft.

Zijn hoofdwerkzaamheden vielen te Rotterdam en te Dordrecht; in de eerstgenoemde plaats aan het viaduct Binnenrotte en te Dordrecht aan de spoorweghaven, emplacement, gebouwen en brug over den Havenmond, alles onder leiding van den hoofdingenieur ir. N. Th. Michaelis. In 's-Hertogenbosch was hij werkzaam onder den eerstaanwezend ingenieur ir. A. C. Broekman, aan de werken van den spooweg Zwaluweden Bosch.

m::j Aia l,om orewerkt hehhen en die meer

± Ijugeuuuucu, viit ijj^u u"" " - —; —-

bijzonderheden omtrent zijn praestaties als uitvoerend ingenieur zouden kunnen mededeelen, zijn er niet meer; het meerendeel der mededeelingen, die hij mij bij herhaling deed,_ bewegen zich op te persoonlijk terrein, dan dat ik er in dit bericht op kan ingaan. Sandberg was een zeer stipt uitvoerder, hield zich in de puntjes aan de letter van bestek en voorschriften en dit gaf wel eens aanleiding tot wrijving eenerzijds met de aannemers, die het niet zoo nauw namen, en anderzijds met den meer theoretisch denkenden chef. Wanneer een gedeelte van een baanvak of werk geheel voltooid werd opgenomen, moest bij hem stipt alles in orde zijn, al moest hij daarbij wel eens meer doortastend en eigenmachtig optreden, dan zijn chef lief was, om den voorraad in de magazijnen aanwezig te hebben.

Wat waren zijn werkzaamheden hem lief, wat kon hij geestdriftig vertellen tot in de laatste dagen van zijn leven van zijn heerlijk ingenieursvak, waarbij alle andere vakken in het niet vielen. ,

Toen ik hem, in het voorjaar in Zwitserland zijnde, m zijn zwak wist te tasten, door eenigszins uitvoerig over de funiculaire Montreux—Glion te schrijven, antwoordde hij mij geestdriftig:

Leve de funiculaire!! onder een helling van ongeveer 35° naar boven- hoe heerlijk beschrijft u dit. De wagen hangt aan een staalkabel 'die aan de bovenste punt zich over een schijvenstel beweegt en waaraan dan weder de dalende wagen hangt. Bravo, bravo!! Het bijvullen met waterballast gaat naar behoefte, naar het aantal passagiers. Mijn schietgebedje is, dat die krachtige rem ook steeds krachtig blijft; evenals de wagenvoerder zelf, anders is men codille, maar het idee is subliem. Vannacht 4 uur werd ik wakker na een heerlijke slaap en wat zag ik? onze funiculaire, zoo duidelijk a s glas en ik riep: Leve de ingenieurswereld! He, wat heerlijk vak!!

Als zijn gelukkigste tijd kwam hij toch altijd weer terug op dien korten diensttijd, toen hij in den aanvang van zijn loopbaan den spoorweg Zutphen—Lochem—Hengelo op de kaart heeft getraceerd en heeft uitgezet onder leiding van ingenieur Van Diesen, den man, die bij hem als chel en als mensch zoo ontzaggelijk hoog stond aangeschreven. Hij kon zoo guitig verhalen, toen hij tijdens zijn werk als gast i,„+ i,„o+^oi AmTisen hii Loehem met den eigenaar en

diens zoon, burgemeester van Lochem, het tracé moest bespreken, en deze, met uitbundigen lof voor de gekozen richting trachtte te betogen, dat deze toch nog meer m het voordeel van Lochem zou zijn, als een kleine hoek van het grondgebied van Ampsen, waarop beslag gelegd was, daarbuiten kon vallen. , ,

Al deze verhalen, zoo dikwijls vernomen, behooren nu tot het verleden, en zullen niet meer gehoord worden.

In de intieme kring van zijn familieleden heeft zijn heengaan een leegte gelaten, die nog lang zal blijven, want al zijn doen en denken in de laatste tijden concentreerde zich in zijn kinderen en verdere naaste familieleden, die hem zoo zeer ter harte gingen.