699

i»jbi. — m a«.

verbeteren. Aan den anderen kant blijkt dat in sommige gevallen personen in de technische diensten alleen daarom de hoogere ingenieurstitel wordt toegekend, omdat langs dezen weg die personen de hoogere bezoldiging deelachtig kunnen worden, die men hun wil toekennen.

Het ware gewenscht dat de gemeentebesturen een zoodanige handelwijze trachten te voorkomen en de organisatie losmaken van den ingenieurstitel.

Over het algemeen wordt het diploma voor ir. goed op peil gehouden voor:

Publieke werken, te Amsterdam, Arnhem, Delft, Dordrecht, 's-Gravenhage, Groningen, Haarlem, Rotterdam en Utrecht.

Bouw- en Woningtoezicht, te Amsterdam, Leeuwarden en Rotterdam.

Gasfabrieken, te Amsterdam, Leeuwarden, Leiden en Rotterdam.

Electriciteitsbedrijf, te Delft, Dordrecht, Haarlem, Nijmegen, Rotterdam en Utrecht.

Waterleidingen, te Amsterdam, 's-Gravenhage en Rotterdam,

Telefoon, te 's-Gravenhage, 's-Hertogenbosch en Rotterdam.

Stadsreiniging en Ontsmetting, te Amsterdam en Rotterdam.

Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting, te 's-Gravenhage.

Het valt op dat bij het trambedrijf te Amsterdam op de 10 hoogere technische ambtenaren slechts twee Delftsche ingenieurs in dienst zijn.

De Technische Hoogeschool te Bandoeng 1920—1921.

Aan het verslag over het tijdvak van Juli 1920 tot Augustus 1921, uitgebracht in de Algemeene Vergadering van de Vereeniging „Het Koninklijk Instituut voor Hooger Technisch Onderwijs in Ned.-Indië", op 3 Augustus 1921 te 's-Gravenhage gehouden, is het volgende ontleend.

De opening der Technische Hoogeschool te Bandoeng had plaats op 3 Juli 1920. Voor die plechtigheid waren uitgenoodigd: de vertegenwoordigers in Ned.-Indië der stichters, de Raad van Indië, de directeuren der Departementen, de voorzitters van Hooge Colleges, de president der Javasche Bank, het hoofdbestuur der S.S., de Volksraad, de Gewestelijke Raad der Preanger Regentschappen, de Gemeenteraad van Bandoeng en verschillende autoriteiten en notabelen. De Sultan van Djokja, de Soesoehoenan van Solo, de hoofden van het Pakoe Alamsche en het Mangkoenegorosche Huis behoorden tot de genoodigden. De dag der opening werd tot algemeene vacantiedag verklaard, scholen en banken sloten. De voorzitters van de Colleges van curatoren en directeuren vormden de Commissie van ontvangst van den GouverneurGeneraal, die, met Mevrouw Van Limburg Stirum de plechtigheid bijwonende, de school zou openen.

Het woord werd gevoerd door den voorzitter van het College van directeuren, K. A. R. Bosscha; den vertegenwoordiger van den Raad van Beheer, het lid van dien Raad, ir. R. A. van Sandick ; den directeur van Onderwijs en Eeredien st, mr. K. F. Cbeutzbbrg ; den voorzitter van het College van curatoren, mr. J. H. Carpentier Alting; den rector-magnificus, prof. ir. J. Klopper ; den burgemeester van Bandoeng, B. Coops; raden adipati Ario Achmad, Djajadiningrat, regent van Serang, en dr. Yap Hong Tjoen. Ten slotte sprak Z.E. de Gouverneur-Generaal een kort woord en verklaarde de Technische Hoogeschool geopend (1).

Directeuren zeggen in hun verslag van de opening: „de stemming in de zaal was ernstig, men besefte de beteekenis van den dag". Ter herinnering aan de gebeurtenis werd een oorkonde geteekend door den Gouverneur-Generaal, den directeur van Onderwijs, den vertegenwoordiger van den Raad van Beheer, den voorzitter van directeuren, den voorzitter van curatoren en den rector-magnificus. Op de openingsplechtigheid volgde een concert in de Sociëteit Concordia, aangeboden door de gemeente Bandoeng; daarna een lunch, aangeboden door de Vereeniging in het Jaarbeursgebouw, aan welke als gast mede aanzat de Gouverneur-Generaal Van Limburg Stirum.

Des avonds werd in de Residentswoning door een commissie van Bandoengsche ingezetenen een feest gegeven, waarop, tot

(1) De redevoeringen zijn opgenomen in het verslag van de opening in De Ingenieur 1920, No. 35, blz. 624 en No. 38, blz. 691. Red.

slot van een allegorie, aan de Hoogeschool, in de persoon van den rector-magnificus, een oorkonde ter herinnering aan de opening der eerste Hoogeschool in Indië werd aangeboden. Mevrouw Van Limburg Stirum nam aan dat feest deel. Een gedenkboek van de plechtigheid werd in druk gegeven.

Volgens mondelinge mededeeling van ir. Van Sandick in de vergadering van den Raad van Beheer op 22 September 1920 was er voor den Raad alle reden om voldaan te zijn over den toestand en den gang van zaken. Met veel genoegen had hij o.a. eenige colleges gevolgd.

De hoogeschool opende met 26 studenten van verschillenden landaard, waaronder twee vrouwelijke.

De Indische regeering benoemde 26 Mei 1920 tot led en van het College van curatoren: mr. J. H. Carpentier Alting, lid van den Raad van Ned.-Indië, tevens voorzitter, ir. M. H. Damme, directeur van de N.V. Oliefabrieken Insulinde, jhr. L. de Stuers, resident der Preanger regentschappen, raden toemenggoeng Wira Nata Koesoema, regent van Bandoeng.

Tot secretaris van het College van Curatoren, dat zich 19 Juni 1920 constitueerde, werd door den Raad van Beheer benoemd de gepensionneerde kolonel der Genie V. L. Slors, leider van den bouw der T. H, die door curatoren voorloopig tot hun secretaris was aangesteld.

Met het oog op het voornemen van den president van het College van directeuren K. A. R. Bosscha om zich omstreeks Februari 1921 naar Nederland te begeven, werd R. A. Kerkhoven, administrateur van Malabar, aangewezen tijdelijk diens plaats in te nemen in het College van directeuren. De President van de Factory der Ned. Handel-Maa.tschappij te Batavia, die 1 Jan. 1921 volgens rooster aftrad, werd herbenoemd en nam de herbenoeming aan.

Met ingang van 11 October 1920 werd ir. R. L. A. Schoemaker, kapitein der Genie van het Indisch leger, benoemd tot buitengewoon hoogleeraar in de Bouwkunde. Den 29sten April 1921 werd hij door den Raad van Beheer beneemd tot gewoon hoogleeraar in dat vak.

Met ingang van 1 Juli 1921 werden benoemd tot: buitengewoon hoogleeraar in Landmeten, Waterpassen en Geodesie, ir. J. H. G. Schepers, hoofd der triangulatie-brigade van den topographischen dienst in Ned.-Indië; buitengewoon hoogleeraar in Bruggen- en Wegenbouw, dr. ir. J. H. A. Haarman, hoofdingenieur, hoofd van den dienst van constructie en bruggenbouw der S.S.

Ir. Schepers, die zich hier te lande bevindt, was tot nu toe wegens gezondheidsredenen verhinderd naar N.-I. terug te keeren en aldus zijn functiën aan de T. H. te aanvaarden.

Met ingang van 1 Januari 1921 werd ir. W. A. H. van Alphen de Veer 20sten April benoemd tot buitengewoon hoogleeraar in Kennis en onderzoek van bouwmaterialen en Scheikunde voor den ingenieur. Aangezien de hoofdwerkzaamheid van dezen hoogleeraar voorloopig nog te Batavia ligt, geniet hij een maandelijksche toelage ter tegemoetkoming in reisen verblijfkosten.

Op telegrafisch verzoek van Curatoren, inmiddels gevolgd door een schriftelijke voordracht, werden 7 Juni 1921 benoemd tot: buitengewoon hoogleeraar in de werktuigbouwkunde, ir. G. H. M. Vierling, chef van den Centralen aanschaffingsdienst te Bandoeng, met ingang van 1 Juli; hoogleeraar inde Waterbouwkunde, ir. H. C. P. de Vos, ingenieur 2e kl. bij den Waterstaat en 's-Lands B. O. W. met ingang van een nader door directeuren te bepalen datum. Voorts werd 3 Augustus 1921 benoemd tot buitengewoon hoogleeraar in Geschiedenis der Bouw- en Versieringskunst, Bestekken, Begrootingen en Stadsaanleg, zulks met ingang van 1 Januari 1922, C. P. Schoemaker.

Het College van curatoren onderging de volgende wijzigingen :

De president-curator mr. J. H. Carpentier Alting trad Wegens terugkeer naar Nederland af. De Vereeniging is hem grooten dank schuldig. Jhr. L. de Stuers werd van regeeringswege vervangen door zijn opvolger als resident der Preanger-Regentschappen, A. J. H. Eijken. Het lid van het College van curatoren R. Birckenhauer verzocht, tot groot leedwezen van den Raad van Beheer, om ontheffing van zijn functiën, wegens terugkeer naar Nederland. In zijn plaats werd benoemd ir. Wouter Cool, die hem opvolgt als voorzitter van het Comité van Bestuur van de N.-I. Spoorwegmaatschappij .

Ook aan deze beiden werd dank betuigd voor hetgeen door hen in het belang der T.H. gedaan werd.