10-11-1939

De Ingenieur no. 45. Bouw- en Waterbouwkunde 13.

B. 189

Verbetering van den Hollandschen IJssel

door

dr. ir. J. VAN VEEN.

De Hollandsche IJssel, vroeger een geheel open rivier, zooals de Lek, werd in 1285 in zijn bovenmond bij Klaphek (Vreeswijk) afgedamd en in 1854 nogmaals bij Gouda. De aanleiding tot deze laatste afdamming was, dat de rivier door zijn afsluiting bij Klaphek dusdanig verslikt was, dat de scheepvaart en afwatering erop belemmerd werden. Voorts gold natuurlijk de overweging, dat de dijken langs den IJssel boven Gouda geen stormvloeden meer zouden behoeven te keeren.

Het nog als rivier overgebleven deel beneden Gouda is kronkelig en hier en daar nauw (zie fig. 1).

De thans ter hand genomen verbetering van dit gedeelte beoogt het verruimen en het afsnijden van een achttal bochten, in aansluiting met de verbeteringen, welke de provincies Zuid- en Noordholland in den vaarweg tusschen Amsterdam en Rotterdam aanbrengen.

De beruchte Mallegatsluis te Gouda, wijd 7.85 m, lang 46.70 m en geschikt voor schepen van slechts ± 350 ton, werd in 1934 vervangen door de nieuwe provinciale sluis (Julianasluis) bewesten Gouda, die met haar breedte van 12 m en sehutkolklengte van 110 m schepen van 2000 ton kan doorlaten.

De jaarlijksche tonnage van den vaarweg Amsterdam— Rotterdam bedroeg bij Gouda: in 1934: 4.487.000 ton scheepsinhoud. „ 1935: 5.704.000 ,,

,, 1936: 12.917.000 ,, ) veel zandvervoer voor wegen,, 1937: 12.625.000 „ ) aanleg. „ 1938: 5.791.000 „

Op den IJssel zelf is het verkeer belangrijk grooter door de vaart uit het Zuiden op Gouda en door de vele groote en kleine industrieën, die zich aan den IJssel hebben gevestigd. Het dorp Ouderkerk a/d IJssel is ook de bakermat van de vele zandschippers, die het vervoer van rivierzand gedeeltelijk in handen hebben. De IJssel is zoodoende een der drukst bevaren wateren van ons land.

Blijkens de boringen bestond de IJssel reeds in diluvialen tijd en steeg zijn bed sindsdien, tegelijk met het omringende land, waar veenvorming plaats had, een 15-tal meters. De plaats van het stroombed bleef daarbij vrijwel constant. De ligging der huidige stroomgeul ten opzichte van dc dijken doet duidelijk zien, dat de oevers zich, sinds den aanleg der dijken omstreeks het jaar 1000, in noordoostelijke richting, dus waarschijnlijk onder invloed van vloedstroom en golfslag (door Z.-W. winden) verplaatst hebben (zie fig. 2). De op het Z.-W. gelegen dijken zijn daardoor schaardijken geworden.

Door de slikafzettingen van de rivier is de grondslag nabij den IJssel niet bepaald slecht, doch op ± 50 a 100 m afstand van de rivier treft men reeds vrijwel uitsluitend slap veen aan. De dijken langs den IJssel hebben dan ook, wat verzakking betreft, geen goeden naam en dit is de reden geweest, waarom men bij de huidige verbetering de bochtafsnijdingen zoodanig geprojecteerd heeft, dat de dijken niet aangetast behoefden te worden. Een tweetal der nieuwe bochten, namelijk die bij Spreeuwenhoek en die bij Hitland, bleven daardoor nog tamelijk scherp (R = 300 en 325 m) en lang. Toch geven zij reeds een groote ver-

Fig. 1. Luchtfoto (K.L.M.), met op den voorgrond rechts de Julianasluis, in het midden het nieuwe gemaal van Rijnland en links de IJsseltak, welke naar Gouda gaat. Rechts boven de zeer scherpe en nauwe bocht bij Spreeuwenhoek. Voorts is links de drassige Krimpenerwaard, rechts dc Zuidplaspolder.