1029

1925 - N°. 48

wikkeling der scheepsoliemotoren in de laatste jaren zeker gerechtvaardigd zal blijken. Het boek wil echter in de eerste plaats blijven een werk voor den machinist, voor wien het varen op een motorschip tot waarschijnlijkheid, straks wellicht tot zekerheid zal worden.

Het eerste gedeelte behandelt de grondbeginselen der verbrandingsmotoren, daarbij de hoofdeigenschappen der brandstoffen en de verbranding; verder het arbeidsproces der verschillende motoren, de bijzonderheden van tweetakt en viertakt, de berekening van het vermogen, koeling en warmtebalans. Dit gedeelte heeft misschien aan den schrijver de meeste moeite veroorzaakt, omdat het er op aankwam met eenvoudige middelen een goed inzicht in de bij verbrandingsmotoren nog al ingewikkelde thermodynamische en chemische verschijnselen van het arbeidsproces te geven, waarin, naar ik meen, de schrijver uitstekend is geslaagd. In het tweede gedeelte behandelt de schrijver de scheepsoliemotoren in het algemeen. Hij splitst deze in middeldruk- en hoogdrukmotoren, en verstaat onder hoogdrukmotoren die, waarbij de ingespoten brandstof, zonder verdere hulpmiddelen, door de hitte van de samengeperste verbrandingslucht ontstoken wordt. Deel 3 en 4 zijn dan ook speciaal aan de middeldruken hoogdrukmotoren gewijd, waarbij het gedeelte over het bedrijf der scheepsdieselmotoren afkomstig is van den hoofdmachinist bij den Rotterdamsche Lloyd J. M. Jansen, vooral berustende op diens ervaringen op liet motorschip „Kedoe". Het vijfde en laatste deel behandelt de vloeibare brandstoffen en smeermiddelen, en niet ten onrechte met een zekere uitvoerigheid, want van de kwaliteit dezer bedrijfsstoffeii hangt de bedrijfszekerheid van een motorschip in hooge mate ■ af.

Bij het eerste optreden der motorschepen was een der grootste moeilijkheden het gebrek aan personeel, uitgerust met eenige theoretische kennis van motoren en met practische ervaring op motorschepen. Wie weet welke ruime kennis en ondervinding een scheepsmachinist van het stoombedrijf moet hebben, en daarbij in aanmerking neemt, hoe geheel anders in vele opzichten het bedrijf van een motorschip is, die begrijpt dat bij den overgang van de stoommachine op den verbrandingsmotor, niet onmiddellijk in een even goed geroutineerde bediening van deze nieuwe machines had kunnen worden voorzien.

Het boek van Van Tijen met zijn duidelijken en degelijken inhoud is zeker geschikt om tot verdere verbetering van dezen toestand bij te dragen. Ook voor den student, den toekomstigen constructeur of bedrijfsleider, alsmede voor de leerlingen der middelbare technische scholen, zal het boek zijn nut hebben. Het levert hun op een zeer aanschouwelijke en eenvoudige, maar geenszins onwetenschappelijke, wijze belangrijke practische gegevens, zonder welke alle theoretische kennis tot onvruchtbaarheid is veroordeeld.

Ik wil niet verzwijgen dat ik bij het lezen op enkele dingen gestoten ben, die mij niet volkomen juist schenen te zijn; maar ze zijn van ondergeschikten aard en hebben mijn gunstig oordeel niet kunnen verminderen. Ik zie er van af te dezer plaatse nader daarop in te gaan.

Delft. Prof. P. Meyek.

Radio-Enginecring by J. H. Reyner. — London, Ernest Benn Ltd. 1925.

Het bovengenoemde boek dient weer als bewijs, hoe de electrotechniek zich voortdurend in min of meer van elkander onafhankelijke gebieden vertakt. Ofschoon men in het algemen de radio ook als een onderdeel van de zwakstroomtechniek beschouwt, heeft deze zich in de laatste jaren als een geheel afzonderlijke wetenschap ontwikkeld. In den beginne hebben de radiotelefonie en de radiotelegrafie in nauw verband met de draadtelefonie en de draadtelegrafie gestaan, maar het wordt hoe langer hoe meer ingezien, dat de wetten van de hoogfrequentie-techniek in vele opzichten van de wetten van de laagfrequentie-techniek afwijken.

De radio-ingenieur had tot nog toe bij zijn berekeningen niet veel standaardboeken betreffende formules, constanten en andere hulpbronnen voor de berekening, te raadplegen, en was er op aangewezen om de verschillende opgaven uit reeds bestaande literatuur te putten. Nu is het bovenstaande boek geschreven met de bedoeling om aan de behoefte aan een standaardwerk tegemoet te komen.

Het is natuurlijk ondoenlijk een nauwkeurige inhoudsopgave van dit werk te geven, wegens de veelzijdige informaties, die het verstrekt, en wij willen derhalve alleen opmerken,

dat van de ongeveer 300 bladzijden feitelijk 200 bladzijden inlichtingen betreffende hoogfrequentie-techniek, en 50 bladzijden informaties betreffende draadtelefonie en -telegrafie bevatten, terwijl de rest tabellen geeft van verschillende constanten, enz. Werkelijk waardevol zal voor den radio-ingenieur hoofdzake1 ijk het eerstgenoemde gedeelte van het boek zijn. Dit geeft op zeer overzichtelijke wijze de grondbeginselen van de hoogfrequentie-techniek weer, zooals b.v. de wetten van de straling en het afstemmen in het algemeen, verder de theorie van de radiolampen en hieraan aansluitend een opsomming van de verschillende radio-zendtoestellen, terwijl tenslotte de radio-ontvangtoestellen nog worden behandeld, met een korte uiteenzetting omtrent de antenne.

De beschrijvingen zijn zeer beknopt, doch op goed overzichtelijke wijze gegeven, en beperken zich meestal tot formules en de er bij behoorende schakelschema's.

Wij meenen, dat het een zeer goed idee van den schrijver was het materiaal in een boek te verzamelen en op de door hem gevolgde wijze te groepeeren.

Het werk eindigt met een afdruk van de voorschriften van het Engelsche Instituut van Electrotechnische Ingenieurs. Deze voorschriften nemen ca. 70 bladzijden in beslag, en wij twijfelen er aan, of dit gedeelte door de buitenlandsche bezitters van het boek zeer zal worden gewaardeerd. Het boek heeft een handig formaat en is sierlijk uitgevoerd.

W.

BIBLIOGRAFIE.

Eenige bijzonderheden van en verbeteringen aan den hoogspannings wattmeter.

In liet September-nummer van het Journal of the American Institute of Electrical Engineers beschrijft Joseph S. Carkoll een verbeterde hoogspanningswattmeter als vrucht van een driejarige studie aan de „Stanford University". Tevens beschrijft hij in dit artikel een hoogspanningsvoltmeter en een inaximumspanningsvoltmeter. De werking dezer instrumenten is geheel onafhankelijk van eenige verbinding met de voedingstransformatoren, m. a. w. de uitrusting in haren tegenwoordigen vorm kan direct verbonden worden met de hoogspanningslijn, terwijl ten allen tijde en bij elke spanning tot 175 k.V. ten opzichte van den neutralen geleider, de energie, de totale effectieve spanning, de verhouding tusschen maximum-spanning en effectieve spanning en de lijnstroom afgelezen kunnen worden. De wattmeter bestaat in een gewoon laagspanningsinstrument, dat aangebracht is in een electrostatisch beschermd huis op hoog potentiaal. De stroomspoel wordt direct verbonden met de lijn, terwijl een ampèremeter in serie met de spoel is geschakeld. De potentiaalspoel met haar bijzondere hooge-weerstandsversterking is geschakeld tusschen lijn en aarde, terwijl zich ook een milli-ampèremeter in deze keten bevindt. Deze instrumenten worden alle van uit veiligen afstand door middel van telescopen afgelezen.

B.

NIEUWSBERICHTEN.

Vergadering van de Afdeeling voor Werktuig- en Scheepsbouw.

De eerstvolgende Leden-vergadering der Afdeeling voor Werktuig- en Scheepsbouw van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs zal plaats hebben op Vrijdag 18 December 1925 te Rotterdam.

Promotie van ir. J. P. Dudok van Heel Jr. tot doctor T.W.

Den 20sten November 1925 promoveerde tot doctor in de technische wetenschap ir. Joannes Petrus Dudok van Heel Jr., na verdediging van een proefschrift, getiteld: „Onderzoekingen over de ontwikkeling van de anthere, van den zaadknop en van het zaad bij Beta vulgaris L." en van stellingen.

0FFICIEELE BERICHTEN UIT IN DIE.

B ij de Genie. Overgeplaatst: bij den gewestelijken en plaatselijken Geniedienst te Magelang en zulks met intrekking van zijn overplaatsing naar Tarakan, de le luitenant der Genie bij den