52e Jaargang — Nummer 4 — 22 Januari 1937

A. 25

DE INGENIEUR

weekblad gewijd aan de ^.^^^'^ J^^-^^^^^'^^^^^^^^ni^in^ ^a^DeKtsche^Ingsiiieurs

Urbaan van het KoninKiijK instuuui van «'6"»>-""' — — ■

Delftsche Ing. stellen zich niet verantwoordelijk voor de denkbeelden in

Het Kon. Inst. v. Ingenieurs en de Ver. v

C issie vanToezicht: dr.ir. G. W. VAN HEUKELOM, oud-hoofding.. chervM den dienst van Weg en Werken bij de Ned. Spoorw. te Utrecht, voorzitter; ihr ir C E.W.VAN PANHUYS, oud-directeur van het Rijksbureau voor de ' ' . . „ . . —:-. r n, l„« C FF.l.DMANN,

ontwatering te s-l_.ravennage, seireuii >». i<>«" — »■ —

hoogleeraar in de Electrotechniek aan de Technische Hoogeschool te Delft

de onderscheiden bijdragen ontwikkeld en toegelicht

Redactie:

Verantwoordelijk hoofdredacteur: ir. WOUTER COOL ; Plaatsvervangend hoofdredacteur: ir. H. SANGSTER. -— Vaste medewerker in Ned Indië: prof. ir. C. G. J. VREEDENBURGH te Bandoeng. Tedactie Adres: Prinsessegracht 23, 'S-GRAV EN H AGE, Tel. 117692

hoogleeraar m de üiectroteenmes, aau ° | , . ■

■ ' Oost-Indië en het Buitenl. ƒ 22.50. Men abonneert zich voor een jaarg. (1 Jan.-31 Dec.)

Pr;u n„ iaari. franco Der oost: Voor NederlaDd en West-lnoie J ai.—, voor neu. ^ ..... „j..„,:„ ,,„u»ns snee aal tarief.

Afzonderlijke nummers : Binnenland ƒ0.50. Buitenland ƒ0.55.- Advertentien per reget J d.du. ""J"1, ^ UTRECHT. Telefoon 10860, Giro No. 35973

Voor administratie, abonnementen en auvcutimti.. . .

A. ALGEMEEN GEDEELTE 4.

AGENDA VAN VERGADERINGEN.

23 Januari 1937. Vergadering van de Afdeehng voor Technische Economie (Zie blz. A. 24).

12 Februari 1937. Vergadering der Afdeehng voor Petroleumtechniek (Zie blz A. 32;.

INHOUD: Agenda van Vergaderingen. - Onderzoekingen in; deRoofden mJ -= met £ ^^T^SS^ landsche kust. Proefschrift door ir. Joh. van Veem door r F. • S«der onbewoonde woningen op 1 Juli 1936. - Silicosis, door A. Tekkuhle. - Berichten ^ y/Tearijfscijfers, door C. Suezkanaal 1936. 1936. Gemeentelijke woningdienst Amsterdam. 193o. M.rt' f XS&ndischer Verband von Mitglicdern des Veremes Het „Statistical Yearbook of the World Powe,' Conference J*£**^^T]£°Ï. G. Bmuendwk, met naschrift van TJeutscher Ingenieure. - Ingekomen Stukken: Vlaamse Nieuw.^^XTumedienst voor de Luchtvaart in een Stichting, ir. Wouter Cooi,. - Volksvertegenwoordiging: Omzetting^^g^rin^ieurs: Candidaat-Leden. Afdeeling voor door W. _ Officieele berichten. - Personah.t.. _ ^m^rjkjnrtitaut van g^ Delftsche Ingenieurs: Commissie voor Petroleumtechniek. Ontwerp-Begrootmg voor het jaar 19.37._ V[ 8 Vergaderingen: Afdeeling voor Petroleumtechmek. het Piaatsingsbureau van ^^^^J^^^^^^ ~ ^atuj

noordoost, overeenstemmende met de resulteerende waterbeweging in dezelfde richting. Aanwezig was voorts de wetenschap, dat de Hollandsche kust nog in historische tiiden, op sommige punten althans, veel verder zeewaarts had gelegen dan thans het geval is, het feit dat de kust op sommige punten nog thans neiging heeft tot achteruitgaan, op andere daarentegen neiging tot aanwinnen, bekend was voorts de gestadige verplaatsing in oostwaartsche richting van sommige waddeneilanden. Al deze verschijnselen wijzen op langzame maar voortdurende veranderingen. Hoeveel daarover ook in détails bekend was, deze verschijnselen waren nog niet in hun geheel bestudeerd, veeleer was tot dusverre de studie daarvan, hetzij met het oog op werken voor kustverdediging, hetzij met het oog op havenaanleg, van plaatselijken aard geweest. Een der belangrijkste vraagstukken, welke zich hierbij voordoen, is of met de wijzigingen, die wij, zeer langzaam, aan onze kust en in onze zeegaten zich zien voltrekken, wijzigingen van den zeebodem gepaard gaan en of hier een algemeene richting van verschuivingen valt waar te nemen, die voorspellingen voor de toekomst mogelijk maakt. Een groote moeilijkheid, die zich bij de bestudeering van dit vraagstuk voordoet, is dat dergelijke wijzigingen zich uiterst langzaam voltrekken en men, waar het niet om plaatselijke, maar om algemeene verschijnselen gaat, niet met jaren, maar met eeuwen moet rekenen. Twee middelen staan in hoofdzaak bij deze studie ten dienste. Het eerste, de vergelijking van de resultaten van huidige opnemingen met die, welke wij op oude kaarten vinden, veroorlooft inderdaad den blik over lange periodes te laten gaan. Doch naarmate de Periode lano-er wordt, vermindert de nauwkeurigheid. Werkelijk betrouwbare zeekaarten zijn niet ouder dan ongeveer het jaar 1800, dezulke, waaruit nog bij benadering iets mag worden afgeleid, reiken met hun oorsprong niet veel verder dan tot ongeveer 1600 terug. De vergehjkmgsvlakken, ten opzichte waarvan diepten zijn aangegeven, zijn dikwijls onzeker. Het tweede middel is de directe waarneming met instrumenten van hetgeen zich op den zeebodem afspeelt. Hier kan in het algemeen slechts worden waargenomen, wat plaatselijk en m een kort tijdsbestek geschiedt. De wijze van waarneming kan door verbetering van instrumenten tot een hoog peil van nauwkeurigheid worden opgevoerd, maar voor het afleiden van

Onderzoekingen in de hoofden in verband met de gesteldheid van de Nederlandsche kust.

Proefschrift door

ir. JOH. VAN VEEN.

In 1930 werd op initiatief van den toenmaligen directeurgeneraal, dr. ir. J. A. Ringkrs, bij den Rijkswaterstaat de studiedienst voor de zeearmen en benedenrivieren ingesteld. Bij de splitsing op 1 Augustus 1933 van de directie Groote Rivieren in een directie Bovenrivieren en een directie Benedenrivieren werd deze studiedienst bij de laatste gevoegd. De studiedienst had ten doel het verkrijgen van een meer volledig inzicht dan wij tot dusver hebben in het régime van de Nederlandsche tijrivieren, de Zeeuwsche stroomen en de overige zeegaten, in het bijzonder wat betreft de mechaniek der daarin optredende stroomen en de daardoor in beweging gebrachte bodemmaterialen. Het bleek, dat, hoeveel studie er in den loop der jaren aan den Rotterdamschen Waterweg was besteed, van de overige groote waterloopen eigenlijk zeer weinig °°ncrete gegevens beschikbaar waren en dat het, niet alleen om de geschiedenis dezer rivieren te leeren kennen, maar ook om zich een denkbeeld ervan te kunnen maken hoe zij zich in de toekomst zouden gedragen, noodig was bedoelde studie van den grond af ter hand te nemen.

Bij de studie van de riviermonden, in het bijzonder van die rivieren, bij welke de getijbeweging de overheerschende motor voor de stroomingen is, bleek al spoedig de nauwe samenhang van de daar optredende verschijnselen met die v°ór de monden in zee en zoo ontstond de wenschelijkheid °m het studieveld uit te breiden tot de geheele Nedertendsche kust en dat gedeelte van de Noordzee, hetwelk deze kust bespoelt. Hier werd het verschijnsel ontmoet van de zandbeweging langs de kust van zuidwest naar