W. 22

De Ingenieur no. 12. Werktuig- en Scheepsbouw 3.

19-3-1937

Fig. 7. Quadruple-expansiemachine S.S. „Vondel"

Koninklijke fabriek van Stoom- en andere werktuigen en deze 20 jaar later door de fabriek van Werktuigen en Spoorwegmaterieel,

genaamd „Werkspoor".De scheepswerf werd toen van deze onderneming gescheiden.

Bedoelde fabriek heeft op verschillend gebied, vooral ook op dat der scheepsmachines, baanbrekend werk verricht en een grooten naam verworven. In het eind van de 19e en het begin van de 20e eeuw, werden daar veel en belangrijke stoom-

Wii.liam Hamilton Martin geb. 1850, overl. 1917.

Fig. 9. Ontlaste stoomschuif. Patent Martin en Andrews.

machines gebouwd voor pantserschepen en kruisers van de Marine en voor bijna alle groote stoomvaartondernemingen in ons land.

Als voorbeeld vermeld ik de quadruple-expansiemachine in 1907 gebouwd voor de „Vondel" van de Maatschappij „Nederland" van 4500 ipk, de grootste cylinderstoommachme, die voor een particuliere maatschappij voor ons land is vervaardigd, al verschilde de machine van de „Grotius", van Fijenoord afkomstig, niet veel van deze

In den loop van de 19e eeuw waren in het geheele land tal van fabrieken ontstaan, die zich op den bouw van scheepsmachines van minder groot vermogen toelegden. Zulke fabrieken waren bijvoorbeeld ook gesticht door het oude scheepsbouwers-geslacht Smit te Kinderdijk, namelijk Diepeveen, Leis en Smit, welke fabriek later werd opgenomen bij J. en K. Smit's Scheepswerven; verder P. Smit Jr. eerst te Slikkerveer, later te Rotterdam en L. Smit en Zn's Scheeps- en Werktuigbouw te Kinderdijk. De machinefabrieken van deze firma's bouwden aanvankelijk in de eerste plaats machines voor sleepbooten, de fabriek van Diepeveen, L. en S. ook voor vele raderbooten op de groote rivieren. Later kwamen ook machines voor baggerwerktuigen bij hen op den voorgrond.

Bij Arie Smit, scheepsbouwmeester te Ridderkerk (geb. 1845, overl. 1935), was in 1873 het denkbeeld opgekomen te Vlissingen een filiaal van zijn werf te stichten. Nu was door de Regeering reeds aan dr. B. J. Tideman (geb. 1834, overl. 1883), chef van het materieel der Marine, adviseur voor scheepsbouw en hoogleeraar in dit vak aan de P.S. te Delft, de vraag gesteld of hij kans zag een groote scheepswerf en machinefabriek in het leven te roepen in het belang van de nieuwe havenwerken, die te Vlissingen door den Staat waren aangelegd. Een bepaalde opdracht van Koning Willem III, om dit tot stand te brengen, was hierop gevolgd. De beide heeren kwamen met elkander m contact en zoo werd in 1875 de Koninklijke Maatschappij „De Schelde" opgericht. Directeur werd Jos. van Raalte, en W. H. Martin werd benoemd tot technisch leider om de machinefabriek in te richten en m bedrijf te stellen, ongetwijfeld een zware taak voor een werktuigkundige van 25 jaar.

William Hamilton Martin was in 1850 te Glas<w geboren, had reeds op jeugdigen leeftijd zijn ouders verloren en was in 1862 naar Rotterdam gekomen, waar hij zijn verdere opvoeding genoot bij zijn oom David Christie, den eigenaar van een fabriek van Stoomwerktuigen aan de Oostmaaslaan, waar de jonge Martin reeds op 15jarigen leeftijd als teekenaar werd geplaatst.

Reeds spoedig leerde hij David Croll kennen, dienooenkele jaren jonger was dan hij, en tusschen deze jongelui, die beiden zulk een liefde voor de werktuigkunde toonden, ontstond toen een vriendschap voor het geheele leven.

In 1867 overleed de heer D. Christie en werd de 17jarige Martin als teekenaar geplaatst aan de fabriek van Burgerhout en Kraak aan de Zalmhaven te Rotterdam aan welke fabriek hij een goeden naam wist te verschaffen op het gebied van sleepbootmachines en stoomketels. Zijn vooruitstrevendheid in machineconstructie was toen reeds bekend.

In de fabriek, die hij in 1875 te Vlissingen kreeg in te richten, mochten dan ook de nieuwste werktuigen niet ontbreken. Zoo schafte hij bijvoorbeeld een hydraulische khnkmachme ervoor aan, de eerste in Nederland.

Na vele tegenspoeden in de eerste jaren, zelfs het afbranden der fabrieksgebouwen, die van de Marinewerf waren overgenomen, bracht Martin een geheel nieuwe fabriek tot stand, die hij op ruime schaal inrichtte. De tijd heeft geleerd dat hij hiermede gelijk heeft gehad.

In 1882 bestelde de Rotterdamsche Lloyd bij „De Schelde" twee mailbooten, de „Batavier" en de „Soerabaja" met compound-machines. Daarop volgden eerst groote mailbooten met triple-expansiemachines, daarna met quadruple-machines, en zoo zijn per slot van rekening alle mailbooten van den Rotterdamschen Lloyd door „De Schelde" gebouwd en de meeste van zijn vrachtbooten.

Ook voor andere Nederlandsche Stoomvaartlijnen werden vele stoombooten gebouwd. Daarbij was Martin er altijd op uit de nieuwste vindingen op machinegebied op te nemen, in te voeren en te verbeteren. De geheele Nederlandsche industrie — zoo schreef Croll later van hem heeft aan durf en ongeëvenaard constructeurstalent zeer veel aan hem te danken. Deze autodidact was geen geleerde, doch hij wist met een verwonderlijke